Vanuit Uzbekistan kun je niet rechtstreeks de Tadjiekse grens over. Daarvoor moet je een slordige 200km omfietsen. Onderlinge pesterijen, naweeën uit het Sovjet-tijdperk. In Dushanbe, de hoofdstad, liggen putdeksels van een meter doorsnee van de put. Wel spannend fietsen dus. Na Dushanbe geen putdeksels meer. Geen weg meer eigenlijk. Gravel, zand, stenen, soms wat gebroken asfalt. Een klim over een 3250 meter hoge pas door prachtige bergweiden brengt me op een fantastische afdaling naar Kalaikhum, de Aubisque is er echt kinderspel bij. Het oosten van Tadjikistan is een streek apart, de Pamir. Het Dak van de Wereld en een waar fietsparadijs, als je ervan houdt je eigen weg te banen. Vanuit Korogh volg ik de Vakhan-vallei, waar de grensrivier tussen Tadjikistan en Afghanistan stroomt. Aan de overkant liggen de besneeuwde toppen tot 7 km hoog van de Hindu Kush. Erg leuk zijn vooral de kinderen onderweg. Doordat de Agha Khan deze streek erg steunt, spreken de jonge kids ook al wat Engels, zodat het eeuwige Odkuda wordt vervangen door Hello, how are you?
Na de Vakhan-vallei gaat het weer bergop naar de Pamir Highway, een fantastische trip door verlaten gebied met een paar bergmeren en vele marmotten. Dat vlees is niet te eten, vandaar. De hoge bergruggen en de knalhemelsblauwe lucht erachter doen surrealistisch aan, als was het hele landschap vers gefotoshopt, meer dan fantastisch. De weinige mensen die hier wonen, zijn vrijwel volledig zelfvoorzienend. In de zomer moeten ze alle zaken die ze niet hebben inslaan voor de winter, als alles dichtsneeuwt en het min 40 graden is. En ik vind het hier in de zomer al zwaar! De trucks die vanuit China komen mogen niet stoppen en bevoorraden de elite in Dushanbe. Op het eerste deel van de Pamir Highway eindelijk weer asfalt, wat dorpjes en vele yurts die in de zomer op de bergweides opgericht worden.
Na Murghab, een des zomers al troosteloos stadje, volgt het letterlijke hoogtepunt van de reis, de Ak-Baital oftewel Witte Paardpas, 4655 meter hoog. Sneeuw op de klim en na de ijskoude afdaling een fantastisch hotel op 4200 meter, een Yurt. De meest vreemde plantjes groeien op deze hoogte en zelfs vlinders laten zich door de ijle en koude lucht niet weerhouden. Als Tadjieks toetje het Karakul-meer, azuurblauw waar de naam Zwartewater betekent. Geen vis, omdat er vrijwel geen zuurstof in het water zit. Ook in de lucht een stuk minder, tijdens het klimmen verzuren de benen niet, maar slaat de ademnood meedogenloos toe. Twee minuten hangend over het stuur bijkomen gebeurt regelmatig. De klim die naar de grenspas met Kirgizstan leidt doe ik met heftige tegenwind, wat een extra speciaal karakter aan het boven de 4000 meter door los zand en stenen omhoog ploeteren geeft. De afdaling in het niemandsland tussen beide landen is adembenemend mooi:
Tadjikistan, tevoren niet gepland als deel van de route, was een uitdagend en betoverend deel van de reis, zeker voor een asfaltfietser als ik.
Reacties
3 reacties op “Met de blik op Afghanistan”
Zorg maar dat je er weg bent voordat de winter invalt.
Kun je wat foto's plaatsen?
Dag Ruevert,
Er volgt nog wel een openbare presentatie met foto's.
@ Ruevert: Heb alvast een foto van het niemandsland tussen Tadjikistan en Kirgizstan als voorproefje toegevoegd: grensoverschrijdend zoals je ziet.