Geplaatst

Het zweet van duizend klamme ambtenarenoksels liep over de ruiten

Een brief van de gemeente Tilburg. Mijn paspoort moest verlengd worden. Een koude rilling kroop over mijn ruggengraat. Ik wist wat het betekende: ik moest de Zwarte Doos betreden. Dat zieke, zieke gebouw. Is het toeval dat de naam op een letter na dezelfde is als die van de epidemie die 100 miljoen levens kostte?


Na weken van uitstel liep ik met onvaste tred de trap op. Vroeger noemden we dit gebouw ‘het gemeentehuis’ of ‘Stadskantoor 1’. Nu stond het simpelweg bekend als De Zwarte Doos. In de misvormde boom kraaide een raaf drie keer, spottend. Het was verder muisstil rond het gebouw. De ramen waren besmeurd met een groene, alg-achtige substantie. Dikke druppels liepen over het glas omlaag. Het zweet van duizend klamme ambtenarenoksels. Door het kapotte klimaatsysteem wordt het niet opgevangen. Het bittere werkvocht, losgemaakt door slavenwerk als ‘administratieve handelingen’, de productie, verwerking en evaluatie van rapportages, verkenningen en procedures, hoopte zich maar op in het vervloekte gebouw. Wederom kraaide de raaf drie keer.

Een huivering schoot door mijn lijf. Moest ik hier wel naar binnen gaan? Wie of wat zou er op me wachten, achter die kapotte draaideur? De ramen waren beslagen. Er zat een vreemde, rode vlek op. Het leek wel bloed. Een kennis die er geweest was, vertelde hoe de troebele pus in plassen op de vloer lag. Hoe het gal van de muren droop. Een bijenkolonie had zich gevestigd bij loket 23 G en het interieur was bedekt met een zompige laag slijmerige korstmossen, paddenstoelen spoten hun giftige sporen door de ruimte. De zoete, weeïge stank van verrotting hing overal. In de kelder hadden vreemde beesten hun nest gemaakt. Een ziek, ziek gebouw.

Om het toch nog warm te krijgen in het enkelglazen bouwwerk, hadden die arme ambtenaren alle zitjes opgestookt. Dat was het ergste van alles, vertelde de kennis mij: de ambtenaren. Verdoemde zielen, zeiden de dorpelingen tegen elkaar. Niemand wist hoeveel van hen het betonnen monster nog gevangen hield.

‘Nooit eerder heb ik zo’n meelijwekkend zootje meegemaakt’, vertelde de kennis me met een trieste blik. Chronisch ziek, bleek, schurfterig en zich krabbend aan talloze etterende puisten, sleepten de ambtenaren zich voort, wadend door het stinkende afval op de werkvloer. De EHEC-bacterie was er in alle kleuren en smaken en vierde vakantie. Hun behoefte deden de ambtenaren overal, behalve op het toilet. Dat was kapot. Zoals alles in de Zwarte Doos.

Dit was het niet waard, besloot ik. Dan maar geen paspoort. Ik draaide me om. Er kwam een ijselijke gil uit de Zwarte Doos. Het klonk als een beetje als een boze wethouder Joost Möller.

Reacties

2 reacties op “Het zweet van duizend klamme ambtenarenoksels liep over de ruiten”

  1. Shoarna is Döne avatar
    Shoarna is Döne

    "Er kwam een ijselijke gil uit de Zwarte Doos kwam."
    Tsja, de zwarte doos ligt voor iedereen op de loer….