De Kalebas kun je niet vreten, dat weet een kind. Bijt er maar eens in. Vies, bah!
Hele volksstammen knappen af op De Kalebas, enkel en alleen omdat hij niet te nassen is. De bekrompen idioten. De Kalebas voedt de ziel, zalft de geest. Hij schenkt genot en rillingen tot in het staartbeen.
Amen.
Lange tijd was ook ik De Kalebas geen bijzondere gevoelens toegenegen. Het was voor mij gewoon een siervrucht zoals ieder ander. En praalfruit dat slechts voor het oog staat mooi te wezen, daar taal ik niet naar.
Tot ik op een gezegende dag langs de moestuin van ’t Rooi Bietje fietste. Daar, tussen de wuivende slabladeren en ’t lonkend witloof, verscheen Chris van de Ven aan mij. In al zijn gerafelde glorie. De stapschrijver stond gebogen over een veld vol Kalebassen. (Wat is er nu mooier?).
Van een veilige afstand zag ik het wonder zich voor mijn ogen voltrekken.
Chris plukte een bijzonder gezond ogend exemplaar waar hij de sappige steel van aftrok. Dat deed hij routineus, maar niet zonder opwinding. Met zijn gerouwrande duim peurde hij wellustig in het gat waar de steel had gezeten, steeds furieuzer. Toen was hij klaar, liet zijn broek zakken en stak zijn bobbelig lid in de goddelijke vrucht. Het hoogtepunt bleef niet uit. Wat heet.
“Nnnnnrrrûrûûûûûûûûrûrûrûh”, klonk het tussen de botersla.
God zag dat het goed was. Chris wierp die donderse bol vol liefde teder weg. De Kalebas rolde vrolijk tussen de raapstelen door, Chris goedkeurend toeknikkend. Het was goed. En zo kwam De Kalebas uiteindelijk terecht bij René van Densen, verwoed verzamelaar van bolle dingen.
De Kerk van de Kalebas, mensen, een kerk van liefde.
Voorwoord bij De Kerk van De Kalebas van uitgever extraordinaire, René van Densen. De presentatie vindt om ons moverende redenen plaats in besloten kring.
Er zijn ø bibliofiele uitgaven met kliederwerk van Rob van Trier en het kan van U worden via www.kutbinnenlanders.nl/shop.