Wie dacht dat ‘reistijd’ simpelweg de tijd was die je kwijt bent aan van A naar B komen, vergist zich schromelijk. Wie dacht dat er hooguit discussie kan zijn over de vraag of wachten in files of op stations ook bij je ‘reistijd’ hoort, heeft er weinig van begrepen.
Of de ‘Verordening leerlingenvervoer gemeente Tilburg 2011’ zit helemaal mis, dat kan ook. Deze verordening begint, zoals iedere verordening die zichzelf een beetje serieus neemt, met een hoofdstuk Definities. Opdat je als lezer weet wat er wordt bedoeld met termen als ‘school’, ‘ouders’, ‘leerling’ of ‘woning’. Of, inderdaad, ‘reistijd’. Want verwarring, daar zit natuurlijk niemand op te wachten.
De in Artikel 1, lid k. gegeven definitie van ‘reistijd’ is als volgt: “de totale tijdsduur die ligt tussen het verlaten van de woning en de aanvang van de schooldag volgens de schoolgids, minus maximaal 10 minuten indien en voorzover de leerling het schoolgebouw met bijbehorend terrein gewoonlijk eerder bereikt dan de schoolgids aangeeft, dan wel de totale tijdsduur die ligt tussen het einde van de schooldag volgens de schoolgids, een eventuele wachttijd, en de aankomst bij de woning.”
Wat moet een ouder, school, vervoerder of raadslid hier allemaal mee? Hoeveel eventualiteiten kun je als regeltjesmaker inbouwen zonder al doende een onleesbaar stuk tekst te produceren? Of, in gewoon Nederlands: wat zou er gebeuren als je met ‘reistijd’ gewoon ‘reistijd’ bedoelde? Ligt dan grof misbruik op de loer? Krijgt de gemeente hele cohorten advocaten op het dak die op schrille toon schadevergoeding eisen? Of willen we voorkomen dat scholen kinderen in afwachting van het busje urenlang in kokende zon of zeikende regen op het buitenterrein in een kooi laten zitten?
Laten we in dit land weer eens normaal gaan doen. We weten allemaal best wat de bedoeling is van leerlingenvervoer. Of van gemeentelijke bepalingen in het algemeen. We voelen perfect aan wanneer sprake is van te weinig, voldoende of te veel. Van juiste inzet, misbruik of onrecht. En in geval van twijfel zijn er ombudsmensen, rechters en andere onkreukbaren waar we in een rechtstaat als de onze op mogen vertrouwen.
In onze angst voor onrecht en misverstanden schieten we door in het alles tot in het absurde willen dichttimmeren en benoemen. Met als gevolg dat we een tweedeling maken in onze samenleving. Enerzijds heb je mensen die het zitvlees en het leesvermogen hebben om al die humbug door te pluizen, op zoek naar hen welgevallige maasjes in de wet. Anderzijds heb je hen die zich door zo’n oerwoud aan redeneringen, uitzonderingsgevallen en preciseringen laten afschrikken en zo niet durven vragen wat hen rechtens toekomt. Zowel duidelijkheid als rechtvaardigheid worden zo slachtoffer van de lovenswaardige drang precies het tegenovergestelde te bereiken.
Lachwekkend triest.