Liefdesgedicht
Je bent als dauw op lover lommer
onder beuken de logge dook over
heide dampend bed de doom van
bodemloos verblijen
Als lammeren langs de dromer
paarden in het waardland laagtij
aan de gorzen strandlopertjes en
opgaan in de golven
Licht dat speelt in stras kobalt
in glas ivoren lavoren biggels
in de beek en regenbogen over
fluisterend arduin
Als het gerucht van wieken kikkers
aan het water zussen in de tram en
klagend staal het kwinkeleren van
de vogels bij dageraad
Een kleinodiƫnkistje met elke dag
een nieuwe lach mijn baken in de
nacht de zomerzoele deining in
het vedermossen hemelbed
Als de groengeladen lucht de zon
door het gespleten zwerk een botter
aan de kim de forse droppen van
een malse lenteregen
Maar ook bijten in radijs bloedrode
vleeskersen zelfgebakken appeltaart
lodderein zweet de zwangere geur
van dophei in de bloei
Of een stapel lege kratjes een iPod
in de plas Venus van albast een lade
vol met melkdoppen kroonkurken
builsluiters elastiekjes
Reacties
EĆ©n reactie op “Liefdesgedicht”
Bravo