Ik meende enige tijd geleden al geconstateerd te hebben, dat zijn baard wat verzorgder was geworden, en zijn kleding wat minder smoezelig.
Maar tegelijkertijd hield ik er rekening mee, dat de wens misschien de vader van de gedachte was. Het leek mij onwaarschijnlijk dat er nog een weg terug was voor hem.
Ik had hem voor het eerst in het oog gekregen in de bibliotheek op het Koningsplein, waar hij wegens geluidsoverlast verwijderd was. Vele Stadsgezichten geleden heb ik dit tafereel al eens beschreven. Hoe hij voortdurend, onder het maken van onbestemde geluiden, een vermanende vinger tegen de TL-buizen hief. En hoe hij tegen de surveillanten, die hem geboden het pand te verlaten, riep dat ze van de regels van de Bloemstraat waren.
Sindsdien kwam ik hem regelmatig tegen. Zoals dat vaker gaat wanneer je iemand eenmaal opgemerkt hebt. Even smoezelig, even lange baard. Totdat ik dus een lichte progressie in zijn uiterlijke verzorging meende te bespeuren. En het bleek waar te zijn.
Want gaandeweg ging hij er inderdaad verzorgder uitzien. Of althans schoner. Zijn kleding roept nog wel een vermoeden op. De kleurencombinaties duiden op een willekeurige samenstelling, en zijn kleren zijn veelal een paar maten te groot, waardoor ze rond zijn magere lichaam slobberen.
Daarnaast is zijn lange, wilde baard teruggebracht tot een keurig getrimd stoppelbaardje. Met een beetje goede wil is hij nauwelijks te onderscheiden van andere passanten. Zonder voorkennis misschien wel helemaal niet. Want zelfs ik moest de eerste malen twee keer kijken voor ik zeker wist of hij het wel was.
Maar zijn transformatie reikt verder dan alleen zijn uiterlijk. Hij lijkt, wellicht van de weeromstuit, in zijn huidige bestaan vooral zeer te hechten aan ordening en structuur.
Zo zag ik hem onlangs in de bieb, waar hij weer gewoon welkom is, aan de leestafel allerlei briefjes van onduidelijke herkomst rubriceren en vervolgens verscheuren, om ze uiteindelijk in de prullenbak te deponeren. Toen hij de leeshoek uiteindelijk verliet, schoof hij alle stoelen keurig aan. Ik moet zeggen dat het mij daarbij, voor het eerst van mijn leven, opviel hoeveel stoelen er niet recht stonden.