Tilburg is groot in haar diversiteit. Het mozaiek van de stad is haar kracht. Niets is gelijk: alles vult elkaar aan en maakt deze stad tot een bruisend en boeiend geheel. Die pluriformiteit, dat voor ‘elck wat wils’ wordt op allerlei gebieden gedemonstreerd.
Persoonlijk vind ik de kerstdecoratie van de stad letterlijk een lumineus voorbeeld. Er is van alles te zien: er zijn modern ogende flikkerende kappen om de bestaande sfeervolle lampen geschoven, voor de romantiek zijn er na wat gemopper over deze chinese dwaallichten een enorme hoeveelheid flonkerende kerstbomen rondgestrooid, de oude klassieke kerstverlichting verzet zich tegen haar verbanning naar de rommelzolder en is weer tevoorschijn gekomen om op een demonstratieve manier de lampenkappen aan te vullen.De z.g. ”el umbrella”s (droogrekken) spannen de kroon en staan in lichtkleur hevig te vloeken met de lampenkappen.In de mooi opgeknapte Korvelseweg hangen prachtige en stijlvolle lichtslingers heel compleet te wezen en links en rechts verschijnt nog een versierde particuliere den of boom en de stad vertoont zich zo op de haar onnavolgbare verscheiden wijze. Er is voor elck wat wils: van modern tot romantisch, van foeilelijk tot klassiek mooi. Persoonlijk hou ik erg van dit soort gekte, Het amalgaam dat de stad nu eenmaal is komt erin tot uitdrukking.
En dat geldt ook voor cultuur waarin zowel de Medea van Euripides, als het Nederlands Danstheater, als symphonie- en kamerorkesten, als de jazz van Van Kemenade, als bovenstebeste rock en blues in 013, als de Lama’s, de Tilburgse Revue en de Zingende Decoupeerzaag van Arijan van Bavel hand in hand over de diverse Tilburgse podia paraderen. Het kan allemaal en ook hiervoor geldt: voor elck wat wils.
Er komt een nieuw theater dat speciaal bestemd is voor varieté, voor cabaret en kleinkunst, voor het publiek dat met name houdt van de grap en de grol, van amusement, van theater als ontspanning i.p.v. inspanning zo’n theater is voor Tilburg een grote verworvenheid.
Want als er één ding is waar de Tilburger weg mee weet en warm voor loopt is het wel het theater van het amusement en daarvan vormt onmiskenbaar het enorme succes van de Tilburgse Revue het stedelijk symbool. Dat kan ook haast niet anders in een stad die groot is geworden op haar kermisverleden. Een stad waarin voortreffelijke tonproaters als wijlen Frans Verbunt zijn hoogtepunten had en waar in 2007 de eerste Brabantse tonproatersacademie startte, een stad waarin kluchtige en geweldige stadsdichters als Jace van de Ven en Frank van Pamelen hun opwachting maakten en waarin stand-up comediens als Marc-Marie Huijbregts en Karin Bruers hun wieg hadden staan, waar Ferry van de Zaande en Opa Frans tot groot plezier van velen regelmatig acte de présence geven. En de stad waar Gummbah woont. Zó’n stad met zóveel talent dat weer ander talent naar zich toe zal trekken, zo’n stad verdient een Theater van de Lach, die verdient haar eigen Kleine Komedie.
Of Arijan van Bavel de gedroomde bedrijfsleider is zal hij aannemelijk moeten maken en dat is een terechte vraag aan de exploitant. De twijfel die velen nu bij voorbaat uitspreken wordt- mijns inziens onterecht- gevoed door de kwaliteit van de acteur: kennelijk speelt hij zijn rol van Adje in de show van De Leeuw dermate voortreffelijk dat hij in de ogen van sommige Tilburgers de personificatie van de simpelheid is. Integendeel naar mijn idee: hier staat een jonge ambitieuze theatermaker/ ondernemer voor de deur die de directie wil gaan voeren over een nieuw – en zeer gewenst – theater in de stad. En wat een heel belangrijk element is om als gemeente hier substantieel in te willen investeren is dat hier buiten de reguliere performers enorm veel Tilburgse groeperingen betrokken zullen worden. Jonge makers vanuit het het ROC, Fontys en UvT en tal van andere (Tilburgse) jongeren (en naar ik hoop en verwacht ook oudere spelers) zullen hiermee een springplank geboden worden naar een liefst (inter)nationaal podium. Een laagdrempelig theater in het hart van de stad is een enorme kans en de ambities van de jonge enthousiaste makers zijn groot en verdienen omarmd te worden.
Dat een overheid de moed heeft dit te faciliteren getuigt van lef en bergt tegelijkertijd een risico. Maar wie niet durft en als een angstig konijn in de koplampen blijft staren heeft geen enkele kans in de vaart der volkeren door te stoten. Op de schouders van de gepriviligeerde makers rust de grote verantwoordelijkheid om de verwachtingen waar te maken, niet alleen in financiële en commerciële zin maar ook in artistiek/inhoudelijke én in amicale zin met de lokale vakgenoten.
Van Bavel die als gewaardeerd theatermaker enerzijds zijn (noodzakelijk) landelijk netwerk heeft met belangrijke personen in de wereld van het amusement en anderzijds op het podium van De Leeuw zonder gène de rol van onnozele hals durft te spelen laat zien dat hij durft en dat geeft mij veel vertrouwen in zijn moed en creatieve inventiviteit. Dat hij zijn rol zo met verve weet te spelen dat een deel van zijn publiek kennelijk echt van onecht niet meer weet te scheiden en rept van ‘een onnozel adje’ is hilarisch.
Ondanks dat ik van huis uit meer liefhebber ben van Medea dan van het Theater van de Lach geloof ik dat Tilburg met het varietétheater als podium van creatieve bedrijvigheid in het toekomstige Miditheater Tilburg straks weer een fonkelende nieuwe steen aan zijn veelkleurig mozaiek kan toevoegen.