In een uithoek van de bibliotheek zat ik gebogen over mijn aantekeningen. Toen ik even opkeek, kwam er een jongetje van een jaar of drie aangerend. Hij hield halt bij een prullenbak.
Hij had een boterham in zijn hand, die nog niet aangebroken leek. Hij keek me aan, en wees naar de prullenbak.
,,Bult!”, riep hij ineens.
,,Bult?”, vroeg ik.
,,Ja, jij! Bult!”
Hij wees naar mijn hoofd. Ik voelde even. Het was waar.
Ik voelde de bijna vergeten, maar nog niet helemaal verdwenen zwelling, die ik had opgelopen toen ik ongeveer een week eerder tegen een lage deurpost opgelopen was in het Alphense Café ’t Raedthuys. De uitbater had mij nog voor dit middeleeuwse obstakel gewaarschuwd toen ik naar de WC ging, maar dat was ik natuurlijk alweer vergeten.
,,Deur?” raadde het jongetje mijn gedachten.
Ik vertelde hem, de juiste toegankelijke spreektoon zoekend, dat ik inderdaad tegen een deur was opgelopen. Voor de zekerheid beeldde ik het ook even uit.
Het jongetje aanhoorde en aanschouwde de reconstructie met een peinzende blik. Hierna rende hij naar een boekenkast.
,,Allemaal boeken!” riep hij, een willekeurig exemplaar vastpakkend. ,,Kan je voorlezen!”
,,Kun jij dat al?”
,,Nee.”
Inmiddels had een iets groter en ouder jongetje zich bij hem gevoegd. Zijn broer, zo schatte ik in. Hij liep op me af, terwijl buiten het geknetter van een passerende brommer weerklonk.
,,Wat is dat voor geluid?” vroeg hij verstoord.
,,Een brommer buiten.”
,,Ik zie hem niet.”
Hierop pakte het jongetje een stoel, en klom er bovenop. In de tussentijd was de brommer natuurlijk al verderop.
,,Waar is ie nou?”
Ik legde het jongetje uit, waar de brommer heen was gereden, terwijl hij een stoel zocht.
Een begrip als tussentijd was nog abstract voor hem, evenals de tijd die verstreken was toen hij die stoel pakte. Hij besefte nog niet dat de wereld niet stilstond als hij iets wilde zien.
Hij liet het bezinken.
,,Hij moet wel snel zijn”, sprak hij tenslotte. ,,Want het wordt snel donker.”
De gedachte dat de bromfietser, net als hij, voor het donker binnen moest zijn, gunde ik hem. Vanzelfsprekend.