Op zondag 30 augustus jl. ben ik geïnstalleerd als de vierde stadsdichter van Tilburg voor de periode 2009-2011. Tijdens deze plechtigheid (nou ja) hield ik een toespraak. Hieronder volgt de eerste versie die langer is dan die ik daadwerkelijk uitgesproken heb.
Geachte aanwezigen, beste mensen,
Voordat ik over mijzelf ga babbelen, wil ik eerst mijn voorganger Frank van Pamelen hartelijk danken voor zijn inzet. Als geen ander heeft hij de poëzie onder de Tilburgers gebracht. Spelen met woorden kan leuk zijn, poëzie hoeft niet moeilijk te zijn. Dat heeft Frank van Pamelen bewezen. Als een ware ambassadeur van de poëzie heeft hij zich van zijn taak gekweten. Daarvoor mijn en onze hartelijke dank.
Mijn moeder is geboren in de wijk Groeseind, mijn vader in de wijk Broekhoven. En tot mijn vreugde: ze zijn hier beiden aanwezig.
Beste mensen, wat ik maar wil zeggen: authentieker kun je het niet krijgen.
Dat betekent overigens niet dat ik mijn gedichten in het dialect zal schrijven en voordragen, zoals onze eerste stadsdichter Jace van de Ven regelmatig deed en doet. Ook betekent dat niet dat ik deconstruktieve taalexperimenten zal ophoesten zoals de tweede stadsdichter. Maar ook niet dat ik light verse zal bezigen zoals Frank van Pamelen dat als geen ander kan.
Nee, ik ga het weer anders doen. Mijn centrum van mijn gedichten zal de stad zijn. De stad is mijn biotoop. Daarbij wil ik vooral aandacht besteden aan het cultureel erfgoed, getuige mijn twee lange gedichten over de Tuinstraat en de Willem II-straat. Poëtisch-historische exercities, zo noem ik ze.
De Tuinstraatparade is als poster verschenen; straks in de Bibliotheek waar ik ook ga optreden zal ik deze poster bij me hebben. Want ik moet natuurlijk ook aan mijn toko denken. De bewonerscommissie van de Willem II-straat is van zins mijn/hun gedicht in het straatbeeld te projecteren. Ook is er het idee om er een dvd van te maken, met historische en contemporaine foto’s ter illustratie.
Daarnaast wil ik aandacht geven aan de al aanwezige, maar onbekende en onzichtbare teksten in de stad. Zo wil ik historische muurreclames laten opknappen. En door bijvoorbeeld een van de meest interessante eerste stenen weer zichtbaar te maken, tevoorschijn te toveren. Ik heb het over de grote gedenksteen aan de achterkant van de Heikese Kerk, boven de deur van de sacristie. Onleesbaar nu, maar volgens mij goed schoon te krijgen omdat deze steen van witmarmer is. Die steen memoreert de bouw van de kerk, 1829. De naam Evermodus Duchamps wordt onder andere vermeld, de laatste witheer-pastoor van Tilburg. Deze parel van ons cultureel erfgoed moet weer tevoorschijn komen!
Ga zo dadelijk maar eens kijken.
Nu ik erover nadenk is dit alles wel het tegenovergestelde van het oproepen tot censuur.
Ook zal ik doorgaan met het geven van rondleidingen door de binnenstad en over de begraafplaatsen. Hierbij zal de poëzie zeker niet vergeten worden.
Ik wil nu enkele gedichten voorlezen. Het eerste gedicht is een soort poëtische sollicitatie voor de functie van stadsdichter. Maar ook een credo. Dit gedicht wil ik opdragen aan Zijne Koninklijke Hoogheid koningin Beatrix.
Het heet Eerste Bericht.