Verrassend in zo’n winterse vorstperiode is ook om te zien hoe in de omgeving op heel onverwachte plekken toch sloten niet of nauwelijks dichtvriezen. Een opvallend voorbeeld is de spoorsloot bij de Zwartvenseweg. Nu nog steeds open plekken! Hoe kan dat?
In de topografische atlas zie je dat het in de zuidoosthoek van de Oude Warande bijna 15 meter hoog is. De aangegeven hoogte voor de noordwestpunt van de Reeshof echter is slechts vijf meter. Voor Brabantse begrippen is dat over zo’n korte afstand een enorm hoogteverschil. En dat heeft bijzondere natuurconsequenties. Het hoge grondwater uit het zuiden komt noordelijker als kwelwater spontaan uit de grond omhoog. Die spoorsloot bij de Zwartvenseweg begint vanaf de overweg na een paar honderd meter zomaar te stromen! Gewoon door het water dat daar op allerlei plekken omhoog borrelt. Voor zo’n sloot helemaal bevriest, dat duurt wel even. Want voortdurend komt uit de grond weer vers, ‘warm’ water naar boven.
In de singels in de Reeshof hebben we in feite dezelfde situatie. Veel van die singels hebben zelfs roestbruin water door het ijzer dat het uit de grond omhoog komende kwelwater uit de grond meeneemt. De resultaten van de eerste ontginningen door Adriaan van der Willigen waren hier dan ook buitengewoon mager. Meststoffen drongen niet in de bodem door, maar werden gewoon weggespoeld. En stadsuitbreiding in dit gebeid was natuurlijk helemáál ondenkbaar. Of je moest hier zulke diepe ontwateringsloten (zeg maar singels) graven dat de waterstand in de vijver van het Wandelbos daarna met een meter zou dalen. Het ondenkbare gebeurde, maar met schaatsen in de Reeshof moet je wel uitkijken. Die singels vriezen niet voor niets veel later pas dicht dan de vijvers in de Blaak. Ook in de Reeshofsingels komt steeds ‘warm’ vers kwelwater omhoog.
Gevaarlijk voor schaatsers zijn ook sommige diepe zandwinningsplassen. Die enorme watermassa is minder snel van een ijslaag voorzien dan een ondiep ven als de Flaes. Soms ook hebben eenden nog heel lang een wak ijsvrij gehouden. Later lijkt dan de hele plas dichtgevroren, maar zakt een schaatser door het dunne ijslaagje van zo’n net dichtgevroren wak. Een plas die lang altijd nog open blijft is achter de Koningshoeven de hele diepe, zogenaamde ‘Trappistenplas’. In die plas komt uit de diepte zoveel vers water steeds omhoog dat de plas bij vorst heel lang nog open blijft. Niet geschikt voor schaatsers, maar wel heel interessant voor aalscholvers, ijsvogels, futen, zaagbekken en andere watervogels die elders niet meer terecht kunnen.