De leraar. Hij staat in de krant. Ik herinner mij hem uit mijn jeugd, toen hij zich voornamelijk inliet met het verschaffen van onderwijs. Dat klinkt raar, maar zo ging dat vroeger. Vandaag zijn we daar overheen. Voor leraren is doceren niet langer hoofdzaak. Belangrijker is wat aan de les vooraf gaat, en meer nog wat erop volgt.
De leraar moet eerst uitleggen wat hij zoal van plan is tijdens de les te ondernemen. Gaat hij spreken? Of hult hij zich in een diep stilzwijgen, terwijl hij anderen stimuleert om het woord te nemen? Indien hij zwijgt, hoe dan wel? Laat hij plaatjes zien en geluidjes horen? Dat mogen we hopen, want zo stimuleert hij de motivatie van zijn leerlingen. De leraar moet vooral vermijden zelf, zonder enig didactisch hulpmiddel, het woord te nemen. Dat laatste is voor zijn publiek een afknapper van jewelste. Een volzin is een pedagogische ontsporing, want naar het einde toe wordt hij saai. De aandacht is al lang verslapt als de zin eindelijk in het slot valt. Volzinnen, dat was iets voor Tacitus en Cicero, beiden dood. Tot zover de voorbereiding.
Dan is er de les zelf. Minder belangrijk.
Daarna begint het echte werk. De ware meester is niet wie doceert, maar wie de docent beoordeelt, zoals de recensent belangrijker is dan de schrijver. Zoals de rechter in importantie de moordenaar overtreft. Hoe gewichtig de beoordeling van het verstrekte onderwijs wel is, verraden volgende drie termen. Ik spreek ze even heel snel uit, en wel nu. Kwaliteitszorg. Evaluatierapporten. Doorlichtingsverslagen. De woorden alleen al zijn voor wie de taal bemint een ware lekkernij. "Ga je vanavond mee naar de film, schat?""Neen, lieverd, ik werk aan een doorlichtingsverslag." Sexy.
Soms denk ik, maar ik vergis mij ongetwijfeld, dat mensen leraar worden omdat ze graag les geven. Zoals een zanger van zingen houdt bijvoorbeeld. Of een acteur de kick van de scène niet kan missen. Maar les geven, dat lukt niet altijd meer zo goed, toch niet als je leraar bent. Leraren moeten papieren invullen, terwijl ze niet van administratie houden en juist om die reden aan lucratievere jobs hebben verzaakt. Ze moeten op school de orde handhaven, zonder dat zij de vereiste politietechnieken onder de knie hebben. Hun roeping ontglipt hen, achteloos en zonder woorden, zoals het leven de stervende verlaat. Wat echt belangrijk is, geschiedt altijd in de marge van iets anders.
Mijn column is halfweg, en nu stop ik met zeuren. Want misschien horen doorlichtingsverslagen wel bij het onderwijs, zoals doorligwonden bij een langdurig ziekbed. Meer zelfs, hier volgt een doorlichtingsverslag van het Sint-Gummaruscollege in Lier (1972-1974).
Ik had toen vele leraren. Geen van hen onthoud ik mijn liefde. Er waren leraren die de indruk gaven dat de wereld onder controle was. Zij vormden de meerderheid. Zij gaven boeiend les volgens de regels van de kunst. De aantrekkelijk gepresenteerde leerstof was duidelijk afgelijnd. Er zat structuur in. Er was aan gewerkt. Op het examen kwam je niet voor verrassingen te staan. De leraren waren vriendelijk. De maatschappelijke orde was van die aard, dat ze geen correctie behoefde. Wie kennis vergaarde en vaardigheden verwierf, kon er zo in functioneren. Ik vond hen toen mijn beste leraren, rond 1973 dus, en ik ben hen nog steeds dankbaar.
Er ware ook andere leraren, minder talrijk. Zij deden rare dingen. Zij aarzelden in het midden van een betoog. Zij verzwegen verleidelijke geheimen. Zo had ik een leraar Frans, Jan Verachtert, die meedeelde dat Alain Krivine de leider van de Franse Ligue Ouvrière was. De manier waarop hij Krivine niet bejubelde maar evenmin veroordeelde, deed mij in een flits denken: Jan Verachtert twijfelt aan het bestaan van God. Diep in mijn hart deed mij dit plezier, maar dat durfde ik toen nog niet te voelen.
Hugo Peeters doceerde geschiedenis, en probeerde uit te leggen dat de index der consumptieprijzen niet met percenten, doch met centen moet worden aangepast. Ik vind nog steeds dat hij zich vergiste, maar wat een schitterende discussie. Veertig minuten. De les was naar de vaantjes. Gelukkig had hij ze niet voorbereid.
Karel van den Eynde liet ons enkele versregels van Lope de Vega uit het hoofd leren. "Waarom? Wij verstaan geen Spaans!""Neen. Maar ze klinken gewoon mooi." Ik dacht toen, in 1973: deze heren zijn wel leuk. Maar niet echt professioneel. Ze twijfelen te veel. Zij tarten de door God gewilde orde. Zij scheiden hoofdzaak niet van bijzaak. Zij missen de klare lijn. Zij hebben hun eigen leven niet altijd netjes voor elkaar.
Een kwarteeuw ging voorbij. Waarheid duikt slechts op nadat de rook om je hoofd is verdwenen. Waarheid is trager dan waan. Maar ze is trefzeker en onontkoombaar.
Jan Verachtert, Hugo Peeters, Karel van den Eynde: aanvaard dit doorlichtingsverslag als een late hulde.
Rik Torfs