Er was een tijd dat ik graag keek en luisterde naar Ronald Plasterk, de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De man heeft een boeiend gezicht, omlijst door een eerbiedwaardige grijze haardos. Zijn wetenschappelijke achtergrond én prestaties verleenden hem een natuurlijk gezag. Wie zijn gesproken columns op televisie zag of zijn pennenvruchten in De Volkskrant las, kreeg behoorlijk wat stof tot reflectie aangereikt. En dat is de hoofdtaak van iedereen die door de samenleving wordt vrijgesteld om na te denken, door te denken en in dat proces steeds wisselende posities in te nemen. Conjecture and refutation, immers.
Zijn overstap naar de politiek heeft me oprecht verbaasd. Wetenschap laat zich moeilijk verenigen met de waan van de dag en een blik die niet altijd verder reikt dan de volgende verkiezingsdatum. Zoals de wetenschapper-columnist zelf meermalen heeft benadrukt. Tegelijkertijd was ik gefascineerd. Plasterks vaak zo kritische kijk zou een toegevoegde waarde kunnen hebben in de politieke arena, dacht ik. En zijn achtergrond zou garant staan voor meer en vooral meer serieuze, beargumenteerde aandacht voor onderwijs en wetenschap. Eindelijk.
Nu de klok anderhalf jaar verder staat, weet ik niet goed wat te denken. Er is te veel gebeurd. Net had de minister-president zijn beklag gedaan over de zesjescultuur, of de minister van Onderwijs liet weten geen voorstander te zijn van het opschroeven van exameneisen. Daar kwam later de klacht over het niveau van de kennis van rekenen en taal van pabostudenten bij. De scholierenstakingen rond de te weinig doordachte 1040-urennorm volgden, voorspelbaar gevolgd door de hypende reacties van Kamerleden. Rond de jaarwisseling was daar de commissie-Dijsselbloem met haar onderzoek naar de vernieuwingen in het onderwijs. Eén van haar aanbevelingen betrof het kabinetsbesluit om schoolboeken gratis te verstrekken. Doe het niet, maande de commissie, want het zadelt de scholen op met eindeloze hoeveelheden extra werk. Maar het besluit kwam er wel. Met steun, inderdaad, van de commissievoorzitter. Dat is dus politiek.
Ik mag me vergissen, maar ik verbeeld me dat ik de wetenschapper-columnist die minister werd, sindsdien steeds vaker met een hoed zie. Toegegeven, het heeft iets. Het geeft de man cachet en uitstraling. En die hoed staat hem. Maar wekt ook de indruk dat hij wil laten zien dat hij er nog is. Zo zal hij het niet bedoelen – een minister die zo denkt, is gezien. Het intussen te denken. De begaafde wetenschapper heeft zich het politieke handwerk snel eigen gemaakt. Dat is onvermijdelijk en vanuit politiek (overlevings)perspectief verstandig. Maar eveneens jammer.
Tenzij de bewindsman van hoed verandert. Niet langer het deukmodel op zijn grijze haardos plaatst, maar een ouderwetse hoge hoed. Om daaruit alsnog een wit konijn te voorschijn te toveren. Ik blijf hopen.
Hans Morssinkhof
Reacties
Eén reactie op “Minister met deukhoed”
Kwoot;Wetenschap laat zich moeilijk verenigen met de waan van de dag en een blik die niet altijd verder reikt dan de volgende verkiezingsdatum.Unkwoot.
Heb je over deze stelling echt nagedacht..?
Veel meer dan trentvolgert ben je niet en nooit geweest. Wie financiert en faciliteert de wetenschap, sinds er gefinancierd en gefaciliteerd wordt?(sinds onze jaartelling of Egypte, China? Of nog vroeger) Zou het kunnen dat Plassterk in een andere keuken kijkt en de inkoop en de processen beter door krijgt? En deukhoed, hoge hoed, pet, baret, keppeltje of theedoek,..whatever. De hersens consumeren een significant portie van de door het lichaam gebruikte energie dus een hoofddeksel is wetenschappelijk bewezen een niet onbelangrijk kledingstuk. Misschien wel het belangrijkste. Is zelfs goedkope boeren en volkswijsheid. Krijg je zo van me. Mar blijf toch zeker hopen.
Groeten,
Theo