Wie gelooft er nog in parlementaire democratie? In het parlement niet alleen als plaats waar besluiten worden genomen, maar als plaats waar de discussies die voor de samenleving van belang zijn, worden gerepresenteerd?Voor mijn veertiendaagse optreden in het programma Radio 1 – De Ochtenden belde de redacteur van dienst. Of ik iets kon zeggen, de volgende dag, over de kwestie van de embryoselectie. Het is de discussie van de dag. Komen vrouwen die drager zijn van het gen dat een erfelijke vorm van borstkanker kan veroorzaken – niet noodzakelijk hoeft te veroorzaken, niet noodzakelijk tot gevolg heeft dat de vrouwen ook aan borstkanker sterven – in aanmerking voor een IVF-behandeling, om een selectie van de bevruchte eicellen of ‘pre-embryo’s’ op dit gen mogelijk te maken?
Ik vind dit nogal een vraag. Hij hangt met zeer veel kwesties samen en is daarom niet eenvoudig te beantwoorden. Een rondje websurfen maakt duidelijk dat de publieke opinie daar anders over denkt. Sinds de staatssecretaris Jet Bussemaker een politieke vergissing maakte en een brief naar de Tweede Kamer stuurde om dit toe te staan zonder die eerst in het kabinet te bespreken, zitten de ChristenUnie en in mindere mate het CDA in het beklaagdenbankje. Wie zijn zij om met hun belachelijke en achterlijke aarzeling om in te grijpen in het leven, de mogelijkheid om menselijk lijden te voorkomen te blokkeren?! Deze toon is niet alleen in reacties op het internet aan te treffen, maar wordt ook aangeslagen door woordvoerders van andere politieke partijen en journalisten van de publieke omroep.
Hiermee wordt staatssecretaris Bussemaker tekort gedaan. Bij het schrijven van haar brief aan de Kamer heeft zij zich laten bijstaan door een commissie van medische en ethische deskundigen. De argumentatie in haar brief is genuanceerd. Het is een verstrekkende ingreep voor vrouwen om in plaats van langs de natuurlijke weg zwanger te worden, via IVF object te worden van medisch handelen. De brief van Bussemaker gaat daarop in. Het lijkt minstens een fundamentele stap is om deze vorm van selectie niet alleen mogelijk te maken voor ziekten die dragers van het onderliggende gen zeker zullen krijgen, maar ook voor ziekten die waarop zij kans hebben. De brief argumenteert dat het verschil minder groot is dan het lijkt, omdat het om een relatief grote kans gaat en dat bijvoorbeeld de ziekte van Huntington, waarop al wel geselecteerd mag worden, zich soms zeer laat openbaart. Ik weet niet of ik dat overtuigende argumenten vind, want hoe groot moet deze kans eigenlijk zijn wil een dergelijke ingreep te rechtvaardigen zijn? Maar belangrijker is dat de belangrijkste vraag in de brief van de staatssecretaris niet wordt gesteld, en dus ook niet wordt beantwoord: wat betekent het eigenlijk als ouders en artsen, en de publieke opinie die ontstaat mede op basis van hun beslissingen, in toenemende mate bepalen of een leven het wel of niet waard is geleefd te worden, of maar beter niet echt tot ontwikkeling kan komen? Verandert dit ons leven zelf niet, is dat een wenselijke verandering of, indien niet, weegt er dan iets anders tegenop?
Deze laatste vraag is voor mij verbonden met een christelijke bekommernis. Ik meen dat volgens de christelijke traditie elk leven de moeite waard is, ook al is die moeite nog zo groot. Niemand kan een oordeel vellen over de waarde van een leven. De waarde van het leven kan niet worden bepaald op basis van een afweging van kosten en baten. De vraag is of we dat nog kunnen volhouden als we steeds meer een dergelijke afweging feitelijk wel maken en op basis daarvan beslissen of een bepaald pre-embryo zich tot embryo mag ontwikkelen. Zoals gezegd, voor mij is deze zorg christelijk gemotiveerd, maar hij kan ook worden losgemaakt van een religieuze traditie. De prominente Duitse filosoof Jürgen Habermas meent dat er principieel iets verandert aan ons leven als de situatie zou ontstaan waarin afwegingen van andere mensen over de waarde van het leven dat wij volgens de huidige stand van onderzoek op basis van ons genenpakket zouden kunnen leiden, bepaald of we wel of niet de kans krijgen geboren te worden. Dat Habermas een prominent denker is, betekent uiteraard niet dat hij gelijk heeft. Dat hij niet religieus is wil niet zeggen dat anderen die niet religieus zijn deze visie zouden moeten overnemen. Maar het is duidelijk dat er fundamentele kwesties op tafel liggen en het is geen teken van achterlijkheid dat de ChristenUnie deze kwesties nadrukkelijk aan de orde willen stellen.
Wouter Bos, de politiek leider van de Partij van de Arbeid, zei dat de omgang met deze kwesties voor zijn partij een even principiële zaak was als voor de ChristenUnie. Dat geeft de burger moed, want dat betekent dat er toch een discussie mogelijk is. Ik wil graag horen welke principiële waarden er voor Bos op het spel staan in deze discussie. Ik ga ervan uit dat deze meer behelzen dan dat mensen vrij moeten zijn hun leven in te richten zoals hen dat goeddunkt. Er zijn mensen die van hun vrijheid gebruik willen maken door anderen uit te buiten en er zijn er die van hun vermeende vrijheid gebruik willen maken door zich aan uitbuiting te onderwerpen. De Partij van de Arbeid houdt er terecht aan vast dat dit toch niet goed is en daarom verboden is en moet blijven.
De komende tijd zullen we steeds weer geconfronteerd worden met nieuwe diagnostische en medische mogelijkheden. Daarom is het zaak te investeren in een cultuur die het mogelijk maakt hierover op een goede manier met elkaar te discussiëren en afwegingen te maken, in plaats van te suggereren dat ieder die de vooruitgang van ‘de wetenschap’ in de weg staat, een sadist is die op basis van een persoonlijke aberratie mogelijkheden blokkeert om menselijk lijden te voorkomen. Hiertoe zou om te beginnen de discussie over Bussemakers voorstel niet allereerst in het kabinet moeten plaatsvinden, maar in de Tweede Kamer, zodat iedereen de argumenten kan horen en afwegen. Waarbij het mooi zou zijn als de media zich erop zouden toeleggen het debat ook inhoudelijk te verslaan, en niet steeds de vraag centraal te stellen of de coalitie deze discussie kan overleven. Het zou eraan bijdragen dat we ons gezamenlijk weer de kunst van het afwegen eigen maken, en die kunst zullen we in de nabije toekomst hard nodig hebben.
Ik wil daarbij best mijn eigen kaarten op tafel leggen. Voor mij is het uitgangspunt dat selectie op basis van een vermeende kwaliteit en waarde van een toekomstig leven, een kwaad is. Het zou moeten worden aangetoond dat dit het minste kwaad is, dat wil zeggen dat het niet maken van deze selectie een groter kwaad veroorzaakt. Dat is niet ondenkbaar, maar het is ook niet zomaar gegeven.
Erik Borgman