Onlangs las ik een werkstuk van een student over burn-out. Gaandeweg kreeg ik de schrik te pakken. Niet omdat ik las hoeveel mensen er jaarlijks opgebrand raken. Ook niet vanwege de tragiek dat vooral goed gemotiveerde mensen in de zorg dit risico lopen. Die schrik had met name betrekking op de herkenning van een aantal symptomen.Ik herkende bijvoorbeeld de ervaring dat je steeds minder voldoening vindt in je werk: het enige dat nog telt is dan dat je weer iets kunt wegstrepen.
Nu heb ik het enorm druk gehad de voorafgaande maanden en vlak voor kerst werd ik geveld door de griep. Daardoor kreeg ik de tijd om rustig bij te tanken. En tijdens de kerstvakantie realiseerde ik me dat mijn slechte conditie alles van doen had met mijn arbeidsethos, kortom: met ethiek. De gulden regel “Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet” had ik op een heel onverwachte manier met voeten getreden. Wat ik mezelf aan werkdruk had aangedaan de laatste maanden, zou ik een ander nooit willen aandoen. De druk was enorm opgelopen en steeds had ik toegeleefd naar een moment waarop meer rust zou komen. Maar voortdurend bleef die grens opschuiven, het werd maar niet rustiger. Hoe breng je daar verandering in? Je kunt afspraken toch niet zomaar afzeggen? En mensen rekenen toch op je?
Natuurlijk liet ik me af en toe op mijn afdeling ontvallen dat het toch wel wat te gortig werd, en vanzelfsprekend ligt op het institutionele niveau ook een verantwoordelijkheid om arbeidsvoorwaarden te scheppen die het beste uit mensen halen zonder ze leeg te roven. Maar ik besefte ook wel dat ik zelf de enige was die wist wanneer de grens bereikt was. Ondertussen gedroeg ik me als een bakker die wel brood verkoopt, maar niet de tijd neemt om nieuw te bakken. En gaandeweg voelde ik de ruimte in mezelf kleiner worden. De ruimte in mezelf begon steeds meer op leegte te lijken. En dat is echt iets anders. Ik moest denken aan de ervaring dat goede zorgverlening ook om ‘zorg voor de zorgenden’ vraagt, en dus om zorg voor jezelf. Wat je niet hebt, kun je immers niet geven. De les die ik hieruit getrokken heb? Een omgekeerde gulden regel: “Wat gij niet wilt dat een ander geschiedt, doe dat ook uzelve niet.”
Carlo Leget
Reacties
2 reacties op “Wat gij niet wilt…”
U vertaalt het gezegde "Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet" (het categorisch imperatief) in "wat gij niet wilt dat een ander geschiedt, doe dat ook uzelf niet".
Dat imperatief stelt dat je moet handelen op de manier waarvan je zou willen dat iedereen zou handelen. "Ik wil graag dat iedereen hard werkt aan een betere samenleving. Dan moet ik dat zelf ook doen". Je mag jezelf dus gerust overwerken, zolang je maar verwacht dat iedereen dat doet.
De 'ratrace' naar 'consumer paradise' en ons bijpassende arbeidsethos ondersteunen het van harte.
Uw vertaling leidt echter niet tot hetzelfde. Die leidt volgens u tot "ik wil niet dat mensen zich overwerken, dus moet ik dat zelf ook niet doen".
Het grote verschil is de gebiedende en de verbiedende wijs; zit 'm in in het woordje 'Niet'.
Ik kan me voorstellen dat ik niet wil dat andere mensen rijk worden. Zou dat betekenen dat ik zelf de rijkdom niet mag najagen? Mijn rijkdom staat immers in een directe verhouding tot die van anderen. Ik zal bij een taalfilosoof navragen of uw vertaling mag.
Dat is niet gelijk aan het categorisch imperatief (die gulden regel), heeft u ook niet beweerd. Het mocht dus best.