In november 2009 verscheen de roman Karl Marx Universiteit, roman over een revolutie.
Opvattingen en meningen over boeken – hun kwaliteit en hun belang – zijn altijd persoonlijk. Dat geldt ook voor recensenten. Zien ze iets in het boek? Ja. Nee. Daarnaast speelt het redactionele beleid een grote rol. Elke krant en elk weekblad kiezen uit het grote aanbod aan boeken op grond van bepaalde uitgangspunten: politieke gerichtheid, religie, bediening van bepaalde doelgroep (regionale dagbladen).
Was het maar zo eenvoudig.
Er zijn recensenten die om persoonlijke redenen een verzoek van de redactie om een recensie aan een roman te wijden naast zich neer leggen. Ook in dit geval, zo is mij bij de Volkskrant verteld. Er zijn recensenten, werkzaam bij de NRC, die verzuchten: ‘Ik krijg het er niet doorheen. De redactie wil geen recensie die gewijd is aan een roman over dit onderwerp.’ Na afloop van een lezing ergens in den lande schrijft een van die recensenten in het boek dat ik koop: ‘In bewondering voor jouw Karl Marx Universiteit’. Trouw besteedde aandacht aan de symposia en tentoonstelling die de Universiteit van Tilburg in november 2009 – mede naar aanleiding van de verschijning van Karl Marx Universiteit, roman over een revolutie – liet plaatsvinden. Die symposia en tentoonstelling waren gewijd aan de studentenrevolutie en haar betekenis, ook voor deze tijd. De literatuurredactie van Trouw liet weten: ‘Een aparte bespreking van het boek zit er niet in.’
Wonderlijk was de discrepantie tussen het belang dat Het Brabants Dagblad zei te hechten aan de roman vanwege zijn historische thematiek en de onverschilligheid die vervolgens aan de dag werd gelegd. De recensie die een aan het dagblad verbonden criticus schreef, moest worden ingekort en pas na maanden was de verantwoordelijke redacteur bereid de ingekorte recensie ook in andere dan de Tilburgse editie een plaats te geven. Hoe is dat te verklaren? Zeker, de ruimte die de literatuur is toebedeeld in deze krant, is gekrompen tot bijna niks. En de boekbesprekingen mogen niet meer dan een klein aantal woorden bedragen. Daar komt bij dat Het Brabants Dagblad bijna geen literaire recensies meer door eigen medewerkers laat schrijven. Ze koopt ze in en de keuze lijkt volstrekt willekeurig, want afhankelijk van het toeval: is er plaats, wat is er op het moment voorhanden? Beleid ontbreekt. Het gaat alleen om bladvulling.
Ik kan me niet herinneren wanneer ik voor het laatst een bespreking van een dichtbundel in Het Brabants Dagblad ben tegengekomen.
De weekbladen sluiten erg graag aan bij de waan van de dag, net als de dagbladen. De enige vraag die gesteld wordt, zo schijnt, is: waar besteden (de) anderen aandacht aan, wat mogen we niet onbesproken laten?
Nog andere factoren bepalen het lot van een literair boek. Zo wordt het belang van een boek afgemeten aan de reputatie van de uitgever. Een roman die verschijnt bij een uitgeverij die geen uitgesproken reputatie als literaire uitgever bezit, komt onder op de stapel verse waar te liggen en er moet iets uitzonderlijks gebeuren, wil het nog boven komen drijven. Recensenten scoren beter met de bespreking van een literair werk van een bekend auteur en gerenommeerde uitgeverij dan met een boek van een uitgever met een bescheiden en onopvallend literair fonds. Uitgaven van marginale uitgevers belanden ongelezen in de prullenbak. Terwijl een van de belangrijkste taken van een recensent is om wat bijzonder is en van tafel dreigt te vallen, op te pikken en voor het voetlicht te brengen.
Het aantal non-fictieboeken – biografieën, boeken over historische onderwerpen, reisboeken – dat besproken wordt, is de afgelopen jaren enorm toegenomen. Kijk de boekenbijlage van de NRC er maar op na. Die aandacht voor non-fictie is ten koste gegaan van de primaire literatuur (roman, verhalenbundel, poëzie).
Ik kan niet in de hoofden van recensenten, redacteuren en hoofdredacteuren kijken. Ik weet niet wat hun overwegingen zijn als ze de binnengekomen boeken sorteren, uiteindelijk toch nog Karl Marx Universiteit, roman over een revolutie oppakken, de foto op het omslag bekijken en misschien nog een blik werpen op de tekst op de achterflap: ‘De revolutie barstte los. Het Maagdenhuis in Amsterdam werd bezet. Wat weinigen weten is dat het in ons land begon in Tilburg. (…) De roman geeft een indringend beeld van een periode vol grote veranderingen, een periode die zijn sporen naliet en nog altijd voortbestaat in de herinnering van velen.’ In elk geval besluiten ze de roman toch bij de stapel boeken te leggen die niet worden besproken.
Regelmatig laait in de Nederlandse pers de discussie op over de geëngageerde roman. Er zijn uitgesproken pleitbezorgers voor het boek dat maatschappelijke thema’s behandelt en ‘met vier poten in de modder, in de realiteit staat’. Ik weet niet of Karl Marx Universiteit, roman over een revolutie helemaal aan de criteria van de geëngageerde roman voldoet. Ik vind die vraag ook niet zo belangrijk. De roman heeft wel kenmerken van de geëngageerde roman. Kan daarin misschien ook een verklaring gevonden worden voor het gebrek aan belangstelling bij de recensenten?
Het zou wel eens kunnen zijn dat het label ‘geëngageerde roman’ momenteel niet doorgaat voor een positieve classificatie. De jaren zestig en zeventig staan in een kwade reuk sinds vanuit confessionele hoek het appel kwam om normen en waarden te herstellen, een oproep die door het liberale kamp is overgenomen bij zijn steeds verdere verschuiving naar rechts. In Frankrijk werd in 2008 de Meirevolutie van 1968 met talloze uitgaven en veel aandacht in de pers herdacht. In Nederland werd de culturele omslag van de jaren zestig met als climax de studentenrevolutie van 1969 nauwelijks in de media herdacht. De verklaring daarvoor is dat bij Fransen een veel sterker historisch besef leeft en de revolutie alle lagen van de bevolking doordrong. Ook is de visie van de Fransen op de Meirevolutie zeker niet uitgesproken negatief. In het calvinistische (en katholieke) Nederland is dat wel het geval. De linkse studentenbeweging en de linkse politiek van de jaren zestig en zeventig worden verantwoordelijk gehouden voor zowat alle misstanden in de Nederlandse samenleving van de eenentwintigste eeuw.
Margot Dijkgraaf bezocht in 2008 het internationale literatuurfestival Assises du Roman in Lyon. ‘Gisteravond ging het ronde tafelgesprek over engagement in de literatuur. (…) Hoe komt het toch dat hier in Lyon honderden mensen afkomen op een literaire activiteit die in Amsterdam hooguit een dertigtal belangstellenden zou trekken? Gaan Franse studenten echt liever naar een literaire avond dan dat ze vakken vullen bij de plaatselijke kruidenier?’
Zo kan het gebeuren dat een belangrijk boek als Karl Marx Universiteit, roman over een revolutie – een oordeel is altijd persoonlijk – nauwelijks aandacht krijgt in de landelijke pers. Dat het onderdeel uitmaakt van een romancyclus die veertig jaar zal gaan bestrijken en de belangrijkste gebeurtenissen uit die periode op een boeiende manier verbeeldt, lijkt verder ook van geen belang. Dat moeten we constateren als we afgaan op wat de landelijke literaire pers in haar colommen laat zien.
Geplaatst
Reacties
4 reacties op “Karl Marx Universiteit en de literaire kritiek”
Buiten het feit dat het vreemd is dat een auteur een treurzang afscheidt waarom zijn eigen boek niet in de mallemolen van de literaire kritiek is terecht gekomen, gaat Jasper Mikkers gemakshalve aan één reden voorbij waarom dat niet is gebeurd. De argumenten die Jasper aanhaalt zijn zeker legitiem, maar ze bezitten slechts een waarschijnlijkheidsgehalte. Zo zóu het op de redacties van kranten en tijdschriften kunnen zijn gegaan. Er zijn wellicht nog handenvol redenen te bedenken waarom ‘Karl Marx Universiteit’, roman over een revolutie’ niet in de genade van het recensentendom is aangenomen.
Zoals gezegd laat Jasper één belangrijke beweegreden onvermeld. En dat is dat critici het boek wel eens niet waard kunnen hebben bevonden om te bespreken. ‘Karl Marx Universiteit, roman over een revolutie’ wemelt van de fouten, zowel feitelijke als taalkundige. Ik kan me voorstellen dat een criticus die aan het boek begint en tegen die fouten aanloopt, de bundel zuchtend weglegt en besluit: nou nee, dit maar even niet. Waar het ambachtelijke aspect ontbreekt, worden vorm en inhoud ondergeschikt. Zeker voor recensenten die nog meer hebben te doen.
Dat Jasper ‘Karl Marx Universiteit, roman over een revolutie’ een belangrijk boek vindt, zijn zijn eigen woorden. En dat hij de romancyclus, waar het werk deel van uitmaakt, een boeiende verbeelding noemt van veertig jaar geschiedenis, dient ook op Jaspers eigen conto te worden geschreven. Wat hij met bovenstaand artikel kennelijk wil bereiken, is zijn gram halen. In zijn eentje de goegemeente ervan overtuigen dat hij wél een goed boek heeft geschreven. De critici zijn dat echter niet met hem eens, anders hadden zij dat wel opgeschreven. In plaats van Jasper.
In de roman Karl Marx Universiteit, roman over een revolutie staan fouten. Zeker.
Ik heb hierover een uitgebreide correspondentie met Rinus van der Heijden gevoerd. We kwamen niet nader tot elkaar. Hij accepteerde mijn argumenten niet, ik de zijne niet.
De opvatting die Van der Heijden verdedigde was: een boek dat fouten bevat, is per definitie een mislukt boek.
In elk boek dat de Libris Literatuurprijs of AKO Literatuurprijs kreeg, staan fouten. Het zijn allemaal mislukte boeken.
Ook verdedigde Van der Heijden de mening dat de stijlopvattingen die hij aanhangt, de enig juiste zijn.
Derhalve: in elk boek staan fouten, behalve in boeken die zijn geredigeerd door Rinus van der Heijden.
Ik heb talloze reacties gekregen naar aanleiding van de verschijning van de roman, schriftelijke en mondelinge. Niet één lezer stoorde zich aan feitelijke onjuistheden. En vrijwel ieder was gecharmeerd van de taal en stijl van het boek.
Onder de recensenten was er één, Camiel Hamans in Brabant Cultureel, die op enkele feitelijke onjuistheden wees. Eén recensent.
Camiel Hamans zag in de onjuistheden die hij opspoorde, geen reden om de roman te diskwalificeren, zoals Van der Heijden doet. Integendeel. Hij signaleerde ze om de auteur de gelegenheid te bieden ze in een tweede druk weg te nemen, zo liet hij me weten.
Kort na beëindiging van mijn correspondentie met Rinus van der Heijden over dit onderwerp ontmoette ik in muziekpodium Paradox iemand die blijkbaar op de hoogte was van de wisseling van e-mails tussen hem en mij. ‘Je moet Rinus niet te hard vallen,’ zei die persoon. ‘En je moet je ook niet teveel van hem aantrekken. Rinus is een purist. En hij is maniakaal in opvattingen over taal en stijl.’
Het is jammer dat Van der Heijden niet ingaat op de bevindingen die ik verwooord in mijn column. Ik heb alle grote en kleine kranten en de grootste weekbladen in Nederland gebeld enkele maanden na de verschijning van de roman. Allemaal zeiden ze dat ze recensie-exemplaren ontvangen hadden, en allemaal zeiden ze: ‘Dit lijkt ons geen boek dat we in onze krant moeten bespreken.’ ‘Waarom niet ?’ ‘Het aanbod is zo groot dat we streng moeten selecteren. Negentig procent van de boeken die we binnen krijgen, gaat onbesproken de prullenbak in.’ ‘Dan deelt u het boek toch in bij de tien procent die wél besproken wordt.’ ‘De redactie bekijkt welk boek wel en welk boek niet belangrijk genoeg gevonden wordt.’ De roman werd zonder dat hij gelezen werd, van tafel in de prullenbak geschoven. Van enkele regionale dagbladen die ik belde, zei uiteindelijk de redacteur: ‘Eigenlijk heeft u gelijk en moet het boek besproken worden. Ik ga het nog een keer proberen.’ Later kreeg ik bericht dat er een recensie was verschenen.
Nooit is het voorkomen van feitelijke onjuistheden reden geweest om het boek niet te bespreken, en ook de taal en stijl hebben daar geen enkele keer aanleiding toe gegeven.
Rinus van der Heijden is zelf lange tijd recensent geweest bij Het Brabants Dagblad, weliswaar muziekrecensent, geen literair criticus. Hij weet hoe het op een redactie toegaat. Hij weet dat ik in mijn column een juist beeld schets van de praktijk bij kunstredacties, zeker bij boekenredacties van grote bladen.
Van der Heijden weet, of dient te weten, dat de roman om andere redenen niet is besproken dan de redenen die hij noemt.
Rinus van der Heijden heeft een vaardige pen. Laat hij daarom zijn licht schijnen over de vaststellingen die ik in mijn column doe en waarvan ik er hier enkele citeer: ‘Het zou wel eens kunnen zijn dat het label ‘geëngageerde roman’ momenteel niet doorgaat voor een positieve classificatie. De jaren zestig en zeventig staan in een kwade reuk sinds vanuit confessionele hoek het appel kwam om normen en waarden te herstellen, een oproep die door het liberale kamp is overgenomen bij zijn steeds verdere verschuiving naar rechts. In Frankrijk werd in 2008 de Meirevolutie van 1968 met talloze uitgaven en veel aandacht in de pers herdacht. In Nederland werd de culturele omslag van de jaren zestig met als climax de studentenrevolutie van 1969 nauwelijks in de media herdacht. De verklaring daarvoor is dat bij Fransen een veel sterker historisch besef leeft en de revolutie alle lagen van de bevolking doordrong. Ook is de visie van de Fransen op de Meirevolutie zeker niet uitgesproken negatief. In het calvinistische (en katholieke) Nederland is dat wel het geval. De linkse studentenbeweging en de linkse politiek van de jaren zestig en zeventig worden verantwoordelijk gehouden voor zowat alle misstanden in de Nederlandse samenleving van de eenentwintigste eeuw.’ ‘De weekbladen sluiten erg graag aan bij de waan van de dag, net als de dagbladen. De enige vraag die gesteld wordt, zo schijnt, is: waar besteden (de) anderen aandacht aan, wat mogen we niet onbesproken laten?’ ‘Zo wordt het belang van een boek afgemeten aan de reputatie van de uitgever.’
Ik eindig met het citeren van de verzuchting van een recensent van de NRC: ‘Ik krijg het er niet doorheen. De redactie wil geen recensie over een roman over dit onderwerp.’
Juist ja, Jasper, ik weet hoe het op krantenredacties toegaat. En nee, Jasper, ik weet daarom dat je GEEN juist beeld schetst van de praktijk bij kunstredacties. Jij hebt diverse redacteuren en critici gesproken over je boek. Ik twijfel daar geen moment aan. Maar ik ken alle redenen die die lieden tegenover jou uitten, omdat ik ze té vaak heb gehoord. 'We hadden het boek graag besproken, maar…' En dan komt de smoes. Ik wil hiermee beslist niet alle recensenten over één kam scheren, maar de gemakzucht waarmee het vak wordt uitgeoefend laat heel wat boeken in de prullenbak belanden. Dat is zeker.
Met alle argumenten die Jasper in zowel zijn column als in zijn reactie aanhaalt, gaat hij voorbij aan het enige feit waarop ik heb gewezen: dat zijn boek wemelt van de fouten. Het gaat niet aan om te beweren dat een boek dat de Libris Literatuurprijs of de AKO Literatuurprijs krijgt ook fouten bevat, om dan te concluderen dat zo'n boek een mislukt boek is. Er is nog nooit een boek verschenen zonder fouten. Maar in het boek van Jasper komen onaanvaardbaar veel fouten voor, zowel feitelijke als taalkundige. Ik spreek over een waslijst en niet over enkele fouten, die Jasper zowel in zijn reactie als in de correspondentie die ik met hem voerde, suggereert. Dáár gaat het om: Jasper is een handswerkman die door alle fouten in zijn boek lijkt op een timmerman, die zijn vak zo slecht verstaat, dat hij geen spijker recht in een plank kan slaan.
Door de ontkenning van de reeks fouten of de afzwakking ervan gaat Jasper voorbij aan de kern van mijn reactie: 'Karl Marx Universiteit, roman over een revolutie' verliest door alle slordigheden en de feitelijke onwetendheid van de schrijver, het grootste deel van zijn geloofwaardigheid. Dat breng ik onder de aandacht, niets meer. Ik geef daarbij geen mening wat ikzelf van het boek vind, ook al suggereert Jasper dat.
En dat niemand de fouten die ik signaleerde, heeft gezien of er opmerkingen tegenover Jasper over heeft gemaakt, is ook al geen valide argument. Dit wil namelijk niet zeggen dat die fouten NIET in het boek staan. Ik heb ze namelijk wel gesignaleerd en na lezing van het boek aan Jasper gemeld. Maar hij deed deze constatering in onze correspondentie en nu weer in zijn reactie met veel te veel woorden als onbelangrijk af.
Jasper schrijft hierboven: 'Nooit is het voorkomen van feitelijke onjuistheden reden geweest om het boek niet te bespreken, en ook de taal en stijl hebben daar geen enkele keer aanleiding toe gegeven'. Hoe weet hij dat? Heeft hij tegenover de recensenten die hij sprak gezegd dat zijn boek teveel fouten bevat en daarbij de vraag gesteld of hij of zij daarom niet is overgegaan tot bespreking van het werk? Dat lijkt me uiterst onwaarschijnlijk, want daarmee haalt hij zichzelf onderuit en geeft hij de criticus nieuwe munitie voor een nog niet eerder gehoorde smoes.
En Jasper, moet ik mij schamen omdat ik een taalpurist ben? Mag ik de bal terugkaatsen en zeggen dat jij je moet schamen dat jij het niet bent?
Tot slot: wil je je asjeblief bij de feiten houden en ze niet verdraaien? Dat doe je als je beweert dat ik jouw argumenten niet accepteerde. Hoezo argumenten accepteren? Zijn er argumenten te bedenken waarom jouw boek zoveel fouten bevat? Tijdsdruk, zoals jij beweert, wijs ik van de hand, dat is geen argument. Want tijdsdruk veroorzaakt niet dat jij Bert Vuijsje als Bert Vuysje spelt, Daendelsstraat als Daendelstraat, Boerke Mutsaers als Boerke Mutsaerts, het woord argument als vrouwelijk opvoert, De Telegraaf als de Telegraaf schrijft en ga zo nog maar even door. Nee, dat is geen kwestie van tijdsdruk, wel van onwetendheid en gebrek van kennis aan zaken.
Tot slot Jasper: heb ik ooit ergens beweerd dat mijn stijlopvattingen de enige juiste zijn? Dacht het niet: in mijn tijd bij Brabants Dagblad heb ik talloze stagiaires onder mijn hoede gehad en waar ik met hen vooral voor waakte was, dat ieder van hun zijn of haar eigen stijl verder kon ontwikkelen.
Overigens Jasper: het is Brabants Dagblad en niet Het Brabants Dagblad.
Groet van Rinus
Lezers, vooral ook kritische lezers, die de tijd en gebeurtenissen die ik in de roman beschrijf, persoonlijk hebben meegemaakt, schreven dat ik een treffend beeld geef van de revolutiejaren 1968-1969.
Als ik vaststel dat Rinus van der Heijden een purist is en manikale standpunten inneemt ten aanzien van stijl en taal, dan bedoel ik dat hij zegt dat de geloofwaardigheid van de roman afhangt van het feit of de naam van De Telegraaf als De Telegraaf of de Telegraaf geschreven wordt, en Daendelsstraat als Daendelstraat of Daendelsstraat.
Ik onderschrijf zijn bewering dat een boek zo weinig mogelijk fouten moet bevatten. Ik wil ook niemand het recht ontnemen zich aan fouten te storen. Maar als standpunt verdedigen dat dergelijke fout geschreven namen de geloofwaardigheid van een roman zodanig ondermijnen dat het boek als mislukt beschouwd moet worden, is absurd. Hier hebben we te maken met doorgeschoten taalpurisme dat tot groteske opvattingen leidt.
Rinus van der Heijden zegt ook, in zijn tweede reactie, dat ik ontken dat er fouten in het boek staan. Hij zou beter moeten lezen. Ik begin mijn antwoord op zijn reactie met: ‘In de roman Karl Marx Universiteit, roman over een revolutie staan fouten. Zeker.’
Nee, ik ben niet van oordeel dat Rinus van der Heijden zich moet schamen voor zijn taalpurisme. Ik beschouw dat als een kwaliteit. Ik weet dat hij daardoor in staat is een boek zeer kritisch te lezen en dat hij een uitstekend eindredacteur is. Ik heb hem een half jaar geleden gevraagd, na onze correspondentie waarin we onze verschillen van mening over een en ander uiteenzetten, of hij de eindredactie wil doen van mijn volgende roman of verhalenbundel. Hij gaf toen geen antwoord. Ik hoop dat ik alsnog antwoord krijg en dat hij het wil doen.
Groet, Jasper.