Geplaatst

Mietje

Jasper wordt wakker van de regen en wind die om beurten met hun schouder tegen zijn raam beuken alsof het de bedoeling is het te breken.
Potdorie, wat een beestenweer. Maar het voordeel is wel dat hij nu fijn kan blijven liggen. Hij draait zich nog eens om en trekt zijn dekbed over zijn schouders.
Maar het slechte weer laat zich niet afschepen, want even later klopt het aan zijn deur.

‘Opstaan, Jasper.’ Dat is Lies.
‘Waarom?’ vraagt Jasper geërgerd. ‘Het is bereslecht weer!’
‘Je moet hockeyen.
‘Ja, dag! Het regent!’
‘Nou, en?’
‘Dan word ik nat.’ De woorden ontglippen hem en laten zich niet meer terugproppen.
Lies’ gelach wurmt zich eerst behoedzaam door het sleutelgat en door de kieren, maar het duurt niet lang voordat haar hoonlach een minstens zo sterke aanval doet op zijn deur als het slechte weer buiten.
‘Ach jeetje toch, Jasperina,’ weet ze uit te brengen, en dan hoort hij haar de trap afbolderen, ongetwijfeld om het tegen mam te gaan zeggen, wat hij zei.
Jasper gooit het dekbed van zich af. Van lekker blijven liggen kan nu geen sprake meer zijn. De slaap is toch al ontsnapt.

Even later staat hij in de keuken, nog in zijn pyama.
Mam staat brood te smeren en drinkt tussen de bedrijven door een kop thee. Ze gaat tot nu toe steeds mee naar zijn zaterdagse wedstrijden, als ze tenminste thuis spelen. Want zonder Erwtje, arme Erwtje, die op de schroothoop ligt, is het allemaal geen doen, naar al die dorpen en steden in de omgeving.
‘Waar zijn mijn hockeykleren?’ roept hij. ‘Ik kan niks vinden!’
‘Waar ze altijd zijn als ik ze gewassen heb,’ antwoordt ze onverstoorbaar.
Altijd! Hij zit krap twee weken op hockey!
‘En waar is dat dan?’
‘In je kast.’
Ah. Geen wonder dat hij ze niet vond dus, want daar heeft hij natuurlijk niet gekeken.

Een half uur later staan ze ingepakt in hun regenjassen en regenbroeken klaar om te vertrekken. Hadden ze Erwtje nog maar, denkt Jasper, of was het maar een uitwedstrijd, dan kon hij met zijn vader, met de auto. Maar hij kijkt wel uit om dat hardop te zeggen, want dan begint Lies weer te zeuren dat hij een mietje is.
Zelf gaat ze trouwens niet mee naar het hockeyveld. Let wel: omdat het regent!
‘Mietje,’ zegt Jasper.
‘Nee,’ zegt Lies met een zoet lachje. ‘Ik ben een meisje. Jíj bent een mietje.’
En dan doet ze de achterdeur dicht.

En het is dus haar schuld dat hij halverwege de wedstrijd van het veld gestuurd wordt vanwege gevaarlijk spel en voortdurende overtredingen. Hij doet alsof het hem niks kan schelen dat Johan, de trainer van zijn team, woest op hem is, en dat zijn moeder geërgerd zegt dat hij zich niet zo moet laten opjutten door Lies.
Hij is drijfnat, doodmoe van het geren over dat stomme veld, en totaal over de zeik omdat hij zo te kakken is gezet voor zijn hele elftal.
Maar hij is zeker weten GEEN mietje. Hij houdt gewoon niet van nat worden. Mag het?