Het laatste lesuur van de dag zat er op en Milo sjorde zijn rugzak om en kromp direct in elkaar. Au! Zijn schouders deden pijn, en zijn nek. Wat was dat nou?
‘Kom je zo voetballen?’ vroeg Hugo. ‘Bastiaan komt ook. Op het veldje.’
‘Oké,’ zei Milo, ook al wist hij ineens niet zo zeker of hij wel zin had in voetballen.
Halfkrom liep hij naar huis. Hij was moe en koud en hij had nu overal pijn.
Eenmaal thuis schonk hij een glas cola voor zichzelf in en nam een slok. Bah. Hij keek naar de zwarte vloeistof. Wat was er met dat spul? Niet meer goed? Hij smaakte naar… Ja, waarnaar? Naar niks, eigenlijk. Hij spoelde de rest door de gootsteen.
Weer in de huiskamer keek hij op de klok. Half vier. Nog anderhalf uur en dan kwam zijn moeder thuis van haar werk. Meestal ging hij op dinsdag eerst even voetballen. Maar nu?
Hij zette de tv aan en ging languit op de bank liggen, maar al snel deed hij zijn ogen dicht. Hij had helemaal geen zin in tv kijken en ook niet in een computerspelletje, en voetballen… Hij kon zich helemaal niet voorstellen dat hij daar ooit zin in had gehad. Buiten. Hardlopen. Een sliding. Koppen! Hij kreeg al hoofdpijn bij het idee alleen.
Als hij alleen maar met zijn vinger over zijn arm aaide deed dat al pijn. Recht vooruit kijken ging wel, maar als hij zijn ogen naar links of rechts draaide dan werd hij gestraft met steken in zijn hoofd. En waar hij anders helemaal nooit voor te porren was, naar bed gaan, dat was nu eigenlijk het enige wat hij wilde.
Hij kon zich niet herinneren dat hij zich ooit eerder zo akelig gevoeld had. Hij had het koud, maar toch was zijn huid klam en zweterig. Hij rilde, en toen nog eens, en toen ineens begon hij te klappertanden en hij kon niet meer stoppen met bibberen.
‘Voeten van de bank,’ klonk het ineens naast hem, maar meteen er achter aan: ‘O God. Milo.’
Een hand op zijn voorhoofd.
‘Ik heb het k-koud,’ zei Milo.
‘Je hebt koorts!’ zei zijn moeder. ‘Kom.’
Ze hielp hem overeind. ‘Jij hoort in bed.’
Even later lag hij in zijn bed, onder een extra dekbed, maar hij bibberde nog steeds. Zijn vingers waren koud, zijn nagels blauw, alsof hij in de sneeuw lag en niet in zijn bed. Zijn hoofd bonkte en zijn ogen deden zeer en zijn armen en alles, zelfs zijn huid en zijn haren. Hij voelde een hand over zijn hoofd en hij hoorde zijn moeders stem die zei: ‘Milo, je moet even dit tabletje slikken,’ en dat deed hij, maar het koude water deed zeer aan zijn mond en zijn keel en hij was blij toen hij weer lag.
‘Ben ik z-ziek?’ vroeg hij en zijn moeder zei: ‘Ja,’ en op de een of andere manier was Milo ineens opgelucht. Ziek. Dat was het. Daarom voelde hij zich zo ellendig.
‘Jij blijft voorlopig lekker onder de dekens,’ zei zijn moeder. ‘En straks komt de dokter even en dan zul je zien hoe snel je weer beter bent.’
Strafpunten voor iedereen die niet weet dat de afbeelding uit Jip en Janneke is, gemaakt door Fiep Westendorp.