Geplaatst

Shit

Jasper was al een paar keer opgestaan om uit het raam te kijken. Hij keek weer op de klok. Waar bleef ze nou? Het werd al donker en het was al een half uur later dan ze gezegd had. Hij stond weer op, maar toen hoorde hij buiten een motor en daarna de klap van een portier. Opgelucht liet hij zich terugvallen in de kussens van de bank. Eindelijk! Hij graaide nog eens in de zak met chips die naast hem lag.

‘Kon je niet bellen?’ zei hij toen de deur openging. Precies wat zij ook altijd tegen hem zei als hij vijf minuten later was dan afgesproken. Hij keek op toen het stil bleef en schrok van haar verwilderde gezicht. Haar voorhoofd glom, haar haren piekten en er liep een zwarte veeg over haar wang.
‘Wat is er?’
‘Erwtje is overleden.’
‘Wat? Hoe kan dat nou ineens.’
‘Hij begon te roken en toen sputterde hij wat en toen viel hij ineens stil. Ik heb nog eerste hulp geprobeerd maar je kent me.’ Ze trok een gezicht, kruiste haar handen over elkaar en maakte wat spastische bewegingen.
‘Shit,’ zei Jasper. Het verboden woord ontsnapte hem. Maar het ging wel om Erwtje.
‘Ja, dat zei ik ook al,’ zei zijn moeder. Ze veegde haar haren van haar voorhoofd. ‘Maar er was niks meer aan te doen.’
‘Hoe ben je thuisgekomen dan?’
Er klonk gebonk op de trap en toen werd de deur opengegooid. Lies. Ze sloeg haar armen over elkaar en zei streng: ‘Wie was dat?’
‘Erwtje is dood,’ zei Jasper.
‘Shit,’ zei Lies zonder blikken of blozen. ‘Maar wie bracht je nou thuis?’
‘Jos,’ zei zijn moeder, en Lies klakte met haar tong en keek geërgerd. ‘Die sul.’
‘Welke Jos?’ vroeg Jasper.
‘Hoezo sul?’ zei zijn moeder.
‘Omdat hij gewoon een sul is, daarom.’ Lies liet zich naast Jasper op de bank vallen en pakte de zak met chips.
‘Jos is helemaal geen sul. Hij is heel aardig. Hij heeft de wegenwacht voor me gebeld en me thuisgebracht.’
‘Nou ja!’ Lies gooide de zak met chips op tafel. ‘Nou wordt-ie fraai.’
Zijn moeder probeerde waardig te kijken maar het zag er toch meer als schuldig uit. Jasper snapte er niks van. Jos? Buurman Jos? En waarom was dat zo erg?
‘Wie had ik dan moeten bellen? Je vader soms?’
Lies sprong op. Ze zag vuurrood van kwaadheid. ‘De wegenwacht!’ riep ze. ‘Je had zelf de wegenwacht moeten bellen. Je bent toch niet achterlijk? Waarom moest Jos dat nou weer doen?’
‘Waar bemoei jij je mee? Ga naar je kamer.’ Zijn moeder keek op de klok. ‘Het is kwart over tien! Je moet morgen naar school.’
‘Kom dan niet zo laat thuis,’ schreeuwde Lies. ‘En hou op met dat geflikflooi met Jos.’
‘Dat maak ik zelf wel uit. Naar bed, jullie. Jasper, opschieten.’
Lies sloeg de deur met een klap dicht en bonkte de trap op. Even later hoorde Jasper haar driftige hakken boven zich.
‘En waar is Erwtje nu?’ vroeg hij.
‘Schroothoop,’ zei zijn moeder. Ze veegde er nog een zwarte streep over haar wang bij.
‘Shit,’ zei Jasper nog eens. Kennelijk was dat vanavond geen probleem.
‘Je haalt me de woorden uit de mond,’ zei zijn moeder met een blik op het plafond. ‘En zou jij ook niet eens naar bed gaan?’

Toen Jasper eenmaal in bed lag overdacht hij het laatste half uur nog eens. Waarom was Lies zo pissig over Jos? Was dat erger dan dat Erwtje naar de schroothoop was en dat ze nu geen auto meer hadden? En ook: Jos was toch een aardige vent? Jasper snapte er helemaal niks van. Of? Hij dacht nog eens terug. Geflikflooi, had Lies gezegd. Geflikflooi. Zijn moeder? Flikflooien met Jos?
Shit.