Pint nam een slok van zijn chocolademelk terwijl hij met zijn andere hand naar de afstandsbediening grabbelde en van zender wisselde. En weer. En nog een keer. Flarden muziek en halve woorden schoten de kamer in en werden onmiddellijk de tv weer ingetrokken en vervangen door andere.
‘Zet die tv alsjeblieft uit en ga je boek lezen,’ zei zijn moeder. Ze zat aan tafel met een hoop paperassen voor zich en had al een paar keer geërgerd opgekeken, want Pint zat al een poosje te zappen.
Pint zuchtte en zette de tv uit. Hij pakte zijn boek van de salontafel en legde het op zijn schoot.
‘Opa is eigenlijk maar saai, hè?’ zei hij toen ineens.
Zijn moeder keek op van haar papierwinkel. ‘Opa saai?’ Ze klonk verbluft. ‘Hij is notabene op vakantie in Nieuw Zeeland! Hij heeft je een e-mail gestuurd, dat ze op een vulkaan gewandeld hadden en dat ze nu gingen raften. Hij gaat met je naar de kindercolleges.’
Ze legde haar pen neer. ‘Hij stuurt je sms-jes vanuit de python en vanaf het zeevissen en weet ik wat allemaal. Saai! Weet je wat saai is? Tv kijken.’ Veelbetekenend keek ze naar het televisietoestel en toen naar Pint.
Die keek naar het boek op zijn schoot en zei: ‘De jongen in dit boek heeft een betóvergrootvader.’
‘Een wát?’
‘Een betóvergrootvader,’ herhaalde Pint.
Zijn moeder zette haar bril af en legde hem op tafel. Ze lachte hardop.
‘En heeft die betóvergrootvader ook een penetuitje?’
Pint ging rechtop zitten. ‘Wát?’
‘Komen er nog bommel-dingen in voor? Of misschien een pijpetuitje? Of een béneveld?’
Pint keek naar zijn moeder, die hem met grote guitige ogen aankeek. Het was een grap, dat zag hij wel, maar hij snapte er niks van.
‘Doe niet zo gek!’ zei hij nijdig. ‘Dat zijn geen echte woorden.’
‘Dat klopt,’ zei ze. ‘Net als betóvergrootvader.’
‘Welles,’ zei Pint. Hij hield het boek op. ‘Het staat hier in, in een echt boek, dus het is een echt woord.’
‘Je legt de klemtóón verkeerd. Het is een bét-overgrootvader. Dat is de opa van je opa. ‘En een pijpetuitje is een pijp-etuitje, en een bommel-ding is een bom-melding.’
‘Alsof ik niet weet wat een bommelding is,’ zei Pint verontwaardigd.
Zijn moeder glimlachte een beetje droevig. ‘Ja,’ zei ze. ‘Dat weet je natuurlijk wel. Maar vertel eens van die bet-overgrootvader.’
‘Betóvergrootvader,’ herhaalde Pint geduldig. ‘Hij kan tóveren.’
Zijn moeders lach knalde de kamer in. ‘O,’ hikte ze toen ze weer kon praten. Ze veegde haar wangen droog. ‘Het is écht een betóvergrootvader!’
‘Ja,’ zei Pint. ‘Dat zei ik toch?’