Het zag er wel leuk uit. Rode en gele glijbanen die vanuit de blauwe lucht neerkronkelden en lachende mensen uitspuwden in witbruisend water. De spetters stonden op de lens! Op een andere foto stond een wit strand, afgeschermd door rotsen. Een strakblauwe zee. En op de volgende pagina een foto van het hotel, een wit gebouw met palmbomen ervoor. Palmbomen! Milo was nog nooit ergens geweest waar ze palmbomen hadden. Voor palmbomen moest je met het vliegtuig en Milo had nog nooit voet in de lucht gezet. Maar in de voorjaarsvakantie ging het toch gebeuren. Ze gingen vliegen.
‘Ben jij wel eens met het vliegtuig geweest?’ vroeg Milo in het speelkwartier aan Hugo.
‘Nee.’
Milo schopte tegen een steentje. Het stuiterde weg, omhoog en weer omlaag, op de keiharde tegels, tot het uiteindelijk bleef liggen.
‘Omar vliegt elk jaar,’ zei Hugo. ‘Hè, Omar?’
‘Hoezo?’ vroeg Omar achterdochtig. Zijn grote broer Rashid had nogal vaak ruzie met Hugo’s broer Aram. Over Marokko. Begon Hugo nou ook al met die flauwekul?
‘Milo wil weten of het eng is,’ zei Hugo.
‘Helemaal niet,’ riep Milo verontwaardigd. Hij kon Hugo wel schóppen.
Omar lachte opgelucht. ‘Dat ligt er aan,’ zei hij toen ernstig.
‘Waaraan?’
‘Of je snel misselijk wordt.’
Milo slikte. ‘Misselijk?’
‘Omdat het nogal hard schudt. Dus je moet altijd je riem omhouden, want anders val je uit je stoel als ze een looping maken. En als je naar de wc gaat moet je je adem inhouden, want die zuurstofmaskers kun je niet meenemen, die zitten vast boven je stoel.’
Milo had zijn adem ingehouden, maar nu ontplofte hij bijna. ‘Doe niet zo belachelijk. Dat is allemaal helemaal niet waar!’
‘O nee?’
‘Nee! In een vliegtuig ben je toch niet gewichtloos? En je kunt gewoon ademhalen. Het is geen ruimtereis.’
‘O,’ zei Omar koel. ‘Jij weet er meer van dan ik. En ik dacht nog wel dat jij nog nooit gevlogen had.’ Hij draaide zich om en liep weg.
Onzeker keek Milo naar Hugo, maar die haalde zijn schouders op.
‘Dat is toch allemaal niet waar?’ vroeg Milo.
‘Ik dacht het niet,’ zei Hugo aarzelend.
‘Ik vraag het wel aan mijn vader,’ zei Milo. Hij schopte een ander steentje omhoog, maar dat kwam natuurlijk ook gewoon weer naar beneden. De zwaartekracht, hè.
‘Heeft die weleens gevlogen dan?’
‘Dat weet ik niet. Maar hij weet er vast meer van dan die stomme Omar.’
Hugo keek naar de grond, op zoek naar ook zo’n steentje om weg te schoppen. ‘Misschien ligt het er aan hoe ver weg je gaat?’
Nu haalde Milo zijn schouders op. Hij keek om zich heen, naar de bomen op de speelplaats die net groen begonnen te worden. Naar de grijze lucht boven hem. Zwemmen in een buitenbad kon hier ook. Goed, nu even niet, want het was nog hartstikke koud. Maar straks, in de zomer. Hij schopte nog eens tegen een steentje, maar ook dat kwam weer net zo hard naar beneden als het omhoog geschoten was.
Hoe bleef zo’n vliegtuig nou in de lucht? Het had een motor, maar dat had een auto ook, en die kon toch echt niet vliegen. Lag het aan de vleugels? Maar hij kon niet geloven dat hun auto zou kunnen opstijgen als er vleugels aanzaten. Laat staan in de lucht blijven. Veel te zwaar. Hoewel. Hij had pas nog een dvd gezien die ging over een vliegende auto. Maar dat was een film. Dat was nep. En een vliegtuig was nog veel groter en veel zwaarder dan een auto. Nee. Voorlopig was het nog een groot raadsel.
De illustratie is van Chitty Chitty Bang Bang. Dat was vroeger mijn favoriete film. En lach me gerust uit, maar ik vind hem nu nog steeds leuk.