Zaterdagmiddag. Een bomvolle winkelstraat. Jasper zou wel nooit begrijpen wat zijn moeder en zus hier toch aan vonden. Ze liepen gearmd voor hem uit. Als ze liepen dan, want om de haverklap bleven ze stilstaan voor een etalage. Met niks leuks erin, alleen kleren, schoenen en sieraden.
In de verte glom het uithangbord van de speelgoedwinkel. Het kwam maar niet dichterbij en Jasper had niets anders om zich aan vast te klampen dan de belofte van zijn moeder dat ze daar later ook heen mochten, voor zijn playstation spelletje. Maar eerst had Lies wat dingen nodig. Kleren en schoenen. ‘Eerst werken,’ hadden ze samen genietend gegniffeld. Ha ha. Stom gemuts.
Gelukkig waren ze vroeg begonnen vanochtend. Lies had al een zomerjurk gekregen, en een witte broek en een nieuw topje. Nu moest ze nog schoenen. Ze had zo ongeveer alle schoenen in elke winkel die ze bezocht hadden al aangehad. En er zat me toch een partij schoenwinkels in de stad. Dat had Jasper zich nog nooit eerder gerealiseerd.
‘Deze zijn gaaf,’ riep Lies terwijl ze in de volgende winkel een felgekleurde gymschoen van het rek pakte.
‘Wat kosten ze?’ vroeg zijn moeder.
Lies keek op het prijskaartje. ‘Hondervijftig,’ zei ze hoopvol, maar Jasper zag al aan zijn moeders gezicht – droevig en streng tegelijk – dat het niet ging gebeuren. Te duur. Dat was tegenwoordig, sinds zijn vader weg was, zowat alles. Maar ze zei alleen: ‘Je zocht eigenlijk iets voor bij die zomerjurk.’
‘Dat kan toch wel? Gympen bij een zomerjurk?’
‘Jawel,’ zei zijn moeder. ‘Maar niet deze gympen. En je wou toch iets met blote tenen?’
Lies zuchtte en zette de schoen terug op het rek.
Jasper zuchtte ook.
‘Hoe laat is het?’ vroeg hij.
‘Half vier,’ zei zijn moeder terwijl ze een rode sandaal bekeek. ‘Hoezo?’ en meteen er achteraan: ‘Deze zijn leuk, Lies. En die kunnen ook bij je nieuwe witte broek. En bij je spijkerbroek.’
‘Omdat we nog naar Intertoys en zo zouden gaan,’ zei Jasper tegen de lucht, want zijn moeder zat al naast Lies. Die had haar voet in de rode sandaal gestoken en roteerde hem bewonderend voor zich uit.
Vier uur. De winkels gingen om vijf uur dicht. Nog een uur dus. Dat zou toch moeten lukken? Als Lies nou maar eens opschoot met die schoenen.
Hij knikte naar de rode sandalen. ‘Ik vind die leuk,’ zei hij.
‘Dat zijn ze ook,’ zei Lies. ‘Die houden we in gedachten.’
In gedachten? Waarom niet gewoon houden, als ze toch leuk waren? Maar zo werkte het dus niet. Lies paste eerst de hele voorraad schoenen in vier andere winkels en toen moesten ze alsnog terug naar de winkel met de rode sandalen.
‘Die had je een uur geleden dus ook al kunnen kopen,’ zei Jasper toen de schoenendoos om vijf voor vijf in een plastic tas geschoven werd.
‘Maar nu weet ik het zeker,’ zei Lies.
‘Als we doorlopen halen we het nog,’ zei Jasper met een blik op zijn moeder. Eigenlijk wist hij al wat er nu kwam.
‘Intertoys?’ zei zijn moeder met een schuldbewust gezicht. ‘Daar gaan we nou niet meer heen rennen. Het is vijf uur. Die gaan sluiten. Daar gaan we volgende week heen. Oké? Lies had echt kleren en schoenen nodig en een spelletje kan volgende week ook nog wel.’
‘Je had het beloofd,’ riep Jasper. ‘Dat is niet eerlijk.’
Zijn moeder zuchtte diep: ‘Het leven is nu eenmaal niet eerlijk, jongen.’
‘Dat merk ik,’ zei Jasper pinnig en daarna zei hij de hele busrit naar huis niks meer.
Stom gedoe.