Het telefoontje van Kasper Groten kwam volkomen onverwacht. Het gemeenteraadslid van het CDA had een column van mij gelezen waarin ik gekscherend had geschreven dat ik graag met hem een jointje zou willen roken. Groten had namelijk tijdens een raadsvergadering in november fel geageerd tegen blowen. "Ik wil me niet laten kennen", zei hij. "Ik ga met je mee naar de koffieshop. Dan weet ik tenminste waar ik over praat."
Hij liep onrustig heen en weer en keek enigszins bezorgd toen ik met de fiets bij De Muze in de Tuinstraat aankwam. Op het moment dat hij mij zag, ontspande zijn gezicht zich. "Dag meneer Van der Burg", zei hij. "Of mag ik Aldert zeggen? Ja, laten we gewoon ‘je’ en ‘jij’ tegen elkaar zeggen."
Ik zette mijn fiets op slot. "Ga jij maar voor", zei hij. In De Muze staarde zo’n tien paar donkere ogen ons aan. Met name Groten werd van top tot teen opgenomen. Een man in pak met een stropdas, dat was geen alledaags beeld in dit pand. Groten leek niet te lijden onder de starende blikken. Nadat hij alle bezoekers netjes een hand had gegeven, liep hij naar de bar. "Als jij die dingetjes haalt, dan bestel ik even een pilsje voor ons. Jij weet precies wat voor spul we het beste kunnen nemen", zei hij luid.
"Eh… je kunt hier geen bier krijgen, Kasper", antwoordde ik. "Geef mij maar een spa rood."
"Wat? Geen bier? Wat is dit nou voor een tent?", zei hij.
Toen we ons drankje en jointje hadden en ik had uitgelegd waarom hier geen bier verkrijgbaar was, kozen we een tafel in een hoekje uit. "Zo", zei hij, "ik had je al eerder willen uitnodigen, maar ja, druk druk druk. En die rotfeestdagen zaten er ook nog tussen. Ik heb een gezin, dus daar kom ik niet onderuit. En het gezin is voor ons CDA’ers nog altijd de hoeksteen van de samenleving."
Hij bestudeerde de joint van alle kanten. "Nou, daar gaan we dan. Heb jij een aansteker?" Ik gaf hem vuur en lette nauwkeurig op zijn gezicht. Hij inhaleerde voorzichtig en vernauwde zijn ogen. "Mmm, apart smaakje. Doet me een beetje denken aan de pijp van Sjef Robben. Heb je die wel eens geprobeerd?"
Even voelde ik me ongemakkelijk en vroeg ik me af of ik wel op zijn uitnodiging in had moeten gaan. Ik kende Groten eigenlijk niet en hij was uiteraard geen ervaren gebruiker, dus ik kon totaal niet inschatten hoe hij op het gebruik van softdrugs zou reageren. Maar één blik op hem leerde dat ik me daar niet al te veel zorgen over hoefde te maken. Groten inhaleerde steeds dieper en steeds gretiger. Zijn ogen begonnen een beetje te draaien en hij grinnikte zachtjes. "Dit spul is vet cool, man. Dat ik daar pas op mijn 42e achterkom…" Hij leunde comfortabel achterover en nam nog een trekje van de joint, die nog niet voor de helft was opgebrand. "Goh, dat ik hier met jou zit, Aldert. Dat had ik een halfjaar geleden niet kunnen denken. Toen zat ik nog helemaal vastgeroest in dat denken van het CDA: een koffieshop, daar kom je niet. Hooguit om er een paar verkiezingsfolders neer te leggen. Maar dan maakte je je zo snel mogelijk weer uit de voeten. En nu, nu vind ik het fijn hier, Aldert. Heel fijn, zo samen met jou. Ik vind je heel aardig. Ja, ik heb nu echt een heel positief beeld van jou. Jij ook van mij? Ja? Fijn. Dat vind ik ook heel fijn. Ja, we zien elkaar natuurlijk regelmatig tijdens de raadsvergaderingen. Dan zie ik je altijd zitten. Naast Rob Oostelbos van het Brabants Dagblad. Je maakt altijd zo’n schuchtere indruk op mij. Maar nu niet. Nu ben je heel open en dat vind ik fijn. Heel fijn. Hé! Hé Aldert, zullen we een dansje maken? Ze draaien hier deksels leuke muziek."
"Laten we dat maar niet doen, Kasper", antwoordde ik langzaam. Ik begon suf te worden van de hasj. "Misschien zetten ze ons dan wel de tent uit."
"Die vriendelijke mensen hier? Nou, dat geloof ik niet hoor. Maar goed, laat ik maar naar jou luisteren, want jij komt hier wel vaker. Ja, laat ik maar naar jou luisteren. Maar ik zou het wel fijn vinden om nog zo’n dingetje te roken, want de mijne is alweer op. De jouwe ook, zie ik. Weet je wat? Ik trakteer nu. Dat heb je wel verdiend. Twee voorgedraaide hasj. Zeg ik het zo goed?" Hij stond op en wankelde even. Ik begeleidde hem naar de verkoper en weer terug.
Die tweede joint, dat hadden we niet moeten doen, besef ik nu. "Ik voel… ik voel me nu net een karakter op een Deense spotprent", mompelde hij. Ik probeerde nog een gesprek over de verkiezingscampagne van het CDA op gang te brengen, maar Groten had onder invloed van de joints niet meer zo veel zinnigs te melden. "Hé Aldert! Ik weet een leuke verkiezingsslogan: met Kasper Groten heeft het CDA meer kloten." Ik grinnikte slechts en hij begon zachtjes te zingen. "CDA-ja-jippie-jippie-jé, CDA-ja-jippie-jippie-jé, CDA-ja-jippie ja-ja-jippie ja-ja-jippie-jippie-jé…" Vol spot keken de andere bezoekers de man in het pak aan.
Dat was het moment om een einde te breien aan onze ontmoeting. En Groten protesteerde niet. "Ja, je hebt gelijk. En ik moet weer naar mijn gezin toe. Mijn fijne gezin. Anders wordt mijn hoeksteen een zwerfkei."
Buiten namen we afscheid. "Dit moeten we gauw nog een keer doen, Aldert. Beloof je dat?" Hij gaf me een stevige hand. Lallend verdween hij in het donker.