‘Is dit de rij?’ vraag ik ongelovig. Zo’n lange rij heb ik maar een keer eerder in mijn leven gezien, maar dat was in Rome, toen we het plafond van de Sixtijnse kapel wilden zien. Dat is wel even wat anders dan een of ander hotel in Eindhoven.‘Je bent niet bepaald de enige!’
‘Dat had ik ook niet verwacht,’ zegt Birgit stoer, maar ze kijkt ineens wel een beetje onzeker. Er wachten genoeg mensen in de rij die net als Birgit zijn, maar vlakbij ons staan twee superknappe meisjes. Ze zingen samen een kort tweestemmig liedje en dat klinkt helemaal niet slecht.
‘Ha,’ zegt Jessie. ‘Binnen moeten ze alleen zingen hoor. Dan klinkt het vast niet meer zo tof.’
‘Ja,’ zeg ik. ‘En ze hebben er wel meer dan twee nodig.’
‘Maar het hóéft dus niet,’ zegt Jessie. ‘We kunnen ook naar huis gaan.’
Birgit aarzelt, maar na al dat opscheppen en gezever over popsterren en die x-factor wil ik nu eigenlijk wel doorzetten. Want laten we eerlijk wezen, hoe erg zou het zijn als Birgit eens een keertje goed op haar bek gaat?
Dus ik zeg: ‘Nee, je bent nou hier. Als je een popster wilt zijn moet je er wat voor over hebben.’
‘Precies,’ zegt Birgit.
We hebben haar nog steeds niet horen zingen. Ik weet niet eens wat ze van plan is, welk liedje het wordt. Ze heeft het er wel voortdurend over gehad. ‘Genie in a bottle’ of ‘ Oops I did it again’. Of iets van Hind. Of Madonna. ‘Tell me’, bijvoorbeeld. Of een oudje: ‘Like a virgin.’ Of toch ‘Crazy in Love.’
Uh oh uh oh uh oh na na na, heeft ze op school voortdurend lopen neuriën, met een gezicht erbij alsof ze al door was naar de volgende ronde.
Aan de ene kant heb ik bewondering voor haar. Zo zelfverzekerd. Als ik ook maar een ietsiepietsie van dat zelfvertrouwen zou hebben zou het al fijn zijn. Aan de andere kant: dan had ik hier misschien in de rij gestaan in een bloot truitje, met zo’n randje vet over de riem van mijn veel te lage broek. Dat korte rokje mocht ze niet aan van haar moeder. Kwaad dat ze was.
‘Wat ga je nou zingen?’ vraag ik.
‘Iets van Britney, denk ik,’ zegt Birgit. Ik ben echt stikbenieuwd. Jammer dat we niet mee naar binnen mogen bij die auditie. Ik wil Birgits gezicht wel eens zien als de jury haar afkraakt.
Overal lopen mensen met televisiecamera’s. In de verte zie ik de presentatoren. Birgit ziet ze ook. Ze wijst. ‘Ik wil een beetje daar staan, dan kom ik misschien in beeld.’
Jessie en ik mogen niet mee naar de auditieruimte. We wachten met nog meer nagelbijters in een brede gang. Mijn hart bonkt als een gek, bijna alsof ik zelf auditie moet doen.
Als Birgit naar beneden komt en ik haar betraande gezicht zie weet ik genoeg.
Uh oh uh oh.
‘Wat zeiden ze dan?’ vraagt Jessie met haar arm om Birgits schouders.
‘Dat het nergens naar klonk,’ zegt die met een hoge bibberige stem. ‘Dat ik voor geen meter kon zingen. En geen uitstraling.’
‘Wat een zeikstralen!’ zegt Jessie. ‘Maar mooi dat je het wel geprobeerd heb. Dat hadden Eva en ik nooit gedurfd, hè, Eva?’
Er rolt een traan over mijn wang. Ik wist al van te voren dat Birgit er niet doorheen zou komen. Laten we eerlijk wezen, ze zingt zo vals als een kraai.
Maar gek genoeg vind ik het nu toch helemaal niet leuk dat Birgit op haar bek gegaan is.
‘Dat ze die stomme Idols toch in hun reet steken,’ zeg ik.
‘Ja,’ snikt Birgit. ‘En mooi dat we niet naar dat stomme programma gaan kijken.’
‘Allicht niet,’ zegt Jessie.
‘Nee,’ zeg ik.