Nolan veegde met de rug van zijn hand het zweet van zijn voorhoofd. Het was warm, heet zelfs, en de zon stak meedogenloos in op iedereen die zich onbeschermd uit de schaduw waagde.
Wel toepasselijk, hier op het Lammasfestival, het feest van Lugh, de god van de zon, dacht Nolan, terwijl hij zijn nieuwe dolk uit de leren schede trok en er naar keek.
In de verte klonk het schelle en tegelijkertijd melodieuze gejank van een doedelzak. Het werd begeleid door opzwepend trommelgeroffel.‘Uit de weg, knaap,’ riep een barse stem achter hem en Nolan struikelde en viel met zijn achterste in het hete zand net buiten het pad van de laarzen van Thunor, het stamhoofd. Fijn zand wolkte rond hem op; het land was droog na zeven regenloze weken.
Thunor, een grote man met een rossige baard en zwarte gezichtstatoeages, keurde Nolan geen blik waardig en liep met zijn bende bont uitgedoste krijgers verder.
‘Nou moe,’ mompelde Nolan. ‘Doe eens niet zo overdreven.’
Maar hij had buiten de laatste twee krijgers gerekend. De ene had een blauwgeverfd gezicht, de andere droeg een witgebleekte runderschedel als hoofddeksel.
Ze bleven staan, trokken enorme zwaarden en kwamen op hem af en Thunor bleef staan en draaide zich langzaam naar hem om.
‘Je weet welke straf er op belediging van Thunor staat?’ vroeg de blauwe krijger dreigend. Hij zette de punt van zijn zwaard op Nolans keel. Die zette een stap achteruit, maar het zwaard volgde hem en week niet.
‘Respect voor Thunor, knaap! Bied je verontschuldigingen aan!’
Nolan hield zijn hoofd zo ver mogelijk achterover om maar uit de buurt van het scherp van dat brede zwaard te blijven en zei: ‘Het spijt me.’
De blauwe krijger hield zijn hand achter zijn oor en zei: ‘Dat kon ik niet horen, jongen, dus Thunor al helemaal niet.’
Nolan keek opzij, naar Thunor en zijn gevolg, die geamuseerd toekeken.
‘Het spijt me, heer Thunor,’ riep Nolan keihard en de blauwe krijger trok zijn zwaard terug en stak het in de schede.
‘Dat is beter,’ zei hij tevreden.
Maar de andere krijger was nog niet tevreden. Hij stak zijn hand uit. ‘Geef mij die dolk.’
Nu sprong Nolan overeind en richtte zijn dolk op hem.
‘Nooit!’ riep hij. ‘Deze dolk was een geschenk van de magiër Utriël. Ik raad je aan hem niet aan te raken, of anders…’
De blauwe krijger gooide zijn hoofd achterover en stootte een woeste lach uit.
‘Je bluft,’ zei hij. ‘Utriël schenkt geen magische dolken aan baardeloze knapen.’
‘Welles,’ riep Nolan. Hij zwaaide nu woest met zijn dolk, maar de krijgers kwamen met getrokken zwaarden dichterbij en dwongen hem achteruit te lopen tot hij met zijn rug tegen de wand van een hut stond. De krijger met de schedel maakte een snelle beweging en nam Nolan de dolk af.
‘Jullie spelen vals,’ riep Nolan nijdig. ‘Het is een magische dolk.’
‘Daar merk ik anders niks van.’ De blauwe krijger grijnsde vals.
‘Vader!’ riep Nolan zo hard hij kon. Hij baalde als een stekker dat hij het niet alleen af kon, maar die dolk was duur geweest en hij wilde hem dus echt niet meteen al kwijt, en al helemaal niet aan die twee oplichters.
Maar Thunor had zijn mannen al op de twee krijgers afgestuurd.
Die keken ongelovig.
‘Papkindje,’ zei de krijger met de schedel. Hij wierp de dolk aan Nolans voeten en toen gingen ze er samen vandoor, achtervolgd door Thunors mannen.
Nolan raapte de dolk op.
‘Kun je nog geen vijf minuten uit de problemen blijven, zoon? Alsof ik niets anders te doen heb dan jou te redden.’
‘Ze speelden vals,’ riep Nolan.
Thunor rukte een leren zakje van zijn riem en wierp het Nolan toe. Het viel rinkelend aan zijn voeten.
‘Ga iets eten en drinken. En je zusters ook. Ik zie je straks wel op het slagveld.’
Nolan schoof de dolk weer in zijn schede. Ondanks alles grinnikte hij om zijn vader, die dit spel tot in de puntjes beheerste. Nolan had nog nooit meegemaakt dat hij uit zijn rol viel.
Nu doken Nuala en Neri naast Nolan op, alsof ze de munten roken.
Nuala was verkleed als elf, compleet met puntoren. Ze droeg een lange helderblauwe jurk.
Neri was een natuurwezen. Ze was van kop tot teen groen geschminkt, droeg een geelgroene outfit met een sleep van bladeren, en door haar haren waren klimopbladeren gevlochten.
‘Heb jij nog munten?’ vroeg Nuala. ‘Ik stik van de dorst.’
Nolan gooide het leren zakje op. ‘Van pap gekregen.’
Nuala graaide het uit de lucht. ‘Mooi,’ zei ze. ‘Wat wil jij?’
‘Doe maar cola.’
Zijn zusjes verdwenen naar een van de horecapunten en Nolan keek naar het podium, waar Rapalje, zijn favoriete folkband, zich klaarmaakte voor hun optreden.
Dat kon hij mooi nog even meepikken voordat hij naar het slagveld moest voor een demonstratie Levend Rollenspel.
Weer veegde hij het zweet van zijn voorhoofd. Wat was het warm! Zijn tong plakte aan zijn verhemelte. Waar bleven ze nou met die cola? Hij had moeten zeggen dat hij twee bekers wilde. En een broodje hamburger met alles erop en eraan.
Dit verhaal heb ik geschreven naar aanleiding van een verhaal over Levend Rollenspel in ‘Voor de camera’ bij het jeugdjournaal.
Voor foto’s van zo’n festival als ik hierboven beschrijf en waar ook vaak demonstraties van Levend Rollenspel (LARP in het Engels: Live Action Role Playing) gegeven worden kun je bijvoorbeeld kijken op:
en