“Er wordt hier steeds harder gereden. Da’s wel een nadeeltje waar we het even over moeten hebben, denk ik. En dat ik sta te glimlachen als mensen maar zeven kilometer per uur kunnen rijden, maakt ze ook niet echt vrolijk. Het lijkt me dat je een paar kleine aanpassinkjes aan me moet doen. Zo gebeurd!”
De monteur pakt nog een extra tie-rap om de bekabeling binnen het apparaat weer netjes vast te zetten. Het verkeerssnelheidreguleringsysteem functioneert nog steeds als een zonnetje, de gemeente kan tevreden zijn. Geen moment heeft hij in de gaten dat het systeem iets probeert te vertellen.
“Als je nou toch bezig bent, draai dan bij te lage snelheden, zeg onder de twintig kilometer per uur, mijn gezichtje om. Mensen vinden het écht heel vervelend om uitgelachen te worden als ze bijna stilstaan. En voor het milieu is stilstaan ook niet goed. Hallo..?”
Met een antistatisch middel wrijft de monteur het display nog eens lekker op. Straks komt de opzichter – die zit hier immers recht tegenover, elk excuus voor een loopje is goed – en dan is het fijn als de paal met het lachende of huilende gezichtje weer in volle glorie staat te glimmen.
“De eerste dagen was het wel een groot feest”, haalt het apparaat zinloos herinneringen op. “Toen was het record nog 93 kilometer per uur. Maar inmiddels vliegen ze met ruim honderdtwintig per uur door de bocht. Kun je me niet beter uitzetten boven de, zeg, 70? Een groot rood kruis of zo? Anders wordt het een spelletje wie er hier het hardste durft. Gaat nog eens fout gaan.”
Dan kijkt het gezichtje weer op en ziet nog net in de voorruit van een stadsbus hoe de bestelwagen, met monteur en laddertje, achter haar invoegt en wegrijdt. Ze had nog zoveel willen vertellen…