Leobart & Jeansous lopen over straat. Ze hebben voorpret. Leobart & Jeansous verkneukelen zich over de nieuwe poets die ze de burgers van de stad gaan bakken. Ze wrijven in hun handen. Als het net zo’n knallend succes wordt als hun vorige productie kan de stad zijn borst nat maken. ‘Met veel absurdistisch machtsvertoon schudden Leobart & Jeansous de culturele lakens van de stad op,’ schreef de lokale krant.
Leobart & Jeansous hadden 23 (!) paar gymschoenen in een boom gehangen. Met groene veters (!). O, o, o, wat hadden de mensen hun ogen uitgekeken. Die verbaasden zich erover dat 46 schoenen zomaar aan hun veters in de boomkruin hingen. Sportschoeisel in bomen. Veel gekker moest het toch niet worden in hun stad. De krant had er lucht van gekregen. Alles wees op een actie van het duo. Wie anders dan de dekselse Leobart & Jeansous konden met zo’n absurdistisch hoogstandje op de proppen komen?
Politici hadden er vaderlijk schande van gesproken. Zonde van de schoenen. Zielig voor de boom. Maar ja, die gekke Leobart & Jeansous ook. Ze zijn niet in het gareel te houden met hun malle fratsen. Die dekselse aburdistische rakkers ook. Leobart & Jeansous zijn de Pietje Bells van de kunstenaarswereld.
Al ginnegappend lopen ze verder. Ze zien een bekende. De Cultuurmakelaar. Makelaar van de stedelijke cultuur. Verbinder van de Makers. Potjesman. De Cultuurmakelaar fluit een vrolijk deuntje. Hij krijgt Leobart & Jeansous in het oog. ‘Hallo Leobart & Jeansous. Waar gaan jullie heen?’ Ze vertellen dat ze weer een nieuw absurdistisch plannetje gaan uitvoeren. ‘Lauwe shit. Dat zal de stad leuk vinden. Ík heb daar nog wel een potje voor’, zegt de Cultuurmakelaar trots.
Ze lopen samen op. ‘Zeg Leobart & Jeansous, willen jullie binnenkort komen optreden voor mijn dochter? Ze wordt zes en is een groot fan van jullie potsenmakerij.’ Dat willen Leobart & Jeansous wel. Ze zijn naast absurdistische Dik Troms ook niet onverdienstelijke ballondierenvouwers. Succes verzekerd.
De Cultuurmakelaar is in zijn nopjes met de komst van Leobart & Jeansous naar het verjaardagsfeestje van zijn dochter. Hij speelt met de gedachte hiervoor een potje vrij te maken. Om de twee succesvolle transacties te vieren, trekt Jeansous zijn heupflacon met jenever. Op een bankje drinken ze om en om uit het flesje. ‘Straf spul’, vindt de Cultuurmakelaar. De Cultuurmakelaar neemt ferme slokken. ‘Jullie zijn echte makkers, Leobart & Jeansous. Met jullie happenings geven jullie mijn Cultuurmakelaarschap internationale allure. Van hier tot Wladiwostok. We staan op de absurdistische staalkaart. De burgemeester is dan ook zeer over jullie te spreken. Hij vindt jullie fat.’
Met z’n drieën maken ze de inhoud van de heupflacon soldaat. Ze beginnen te lallen en zingen:
En dat we toffe jongens zijn
dat willen we we-e-ten
daarom komen wij, daarom komen wij
en dat we toffe jongens zijn
dat willen we we-e-ten
daarom komen wij -overal !
Als ze zijn uitgezongen tikt Leobart de Cultuurmakelaar aan. ‘Jij bent hem.’ De Cultuurmakelaar tikt Jeansous aan. Die tikt de Leobart weer aan. Verwoed proberen ze elkaar nu te tikken. De voorbijgangers vergapen zich aan het boeiende tafereel. De drie schavuiten ravotten en buitelen over elkaar heen tot ze uitgeput neerzakken op de bank, de armen over elkaars schouders. ‘Jullie zijn me een toch stelletje doerakken, Leobart & Jeansous’, zegt de Cultuurmakelaar ontroerd. ‘Maar nu moet ik er tussenuit piepen. Ik moet dringend enkele Makers bijeenbrengen. De neuzen dezelfde kant op enzovoorts. Tough shit.’
De Cultuurmakelaar neemt na een tijdje hartelijk afscheid van Leobart & Jeansous. ‘Dat was weer een mooie absurdistische happening, jongens. Het publiek heeft genoten. Ik zie de rekening wel tegemoet!’, roept hij terwijl hij naar ze zwaait.