Begin jaren ’90 was het mij enige tijd toegestaan om stukjes te schrijven in de Tilburgse Koerier. Ik had daar veel plezier in, maar met name wat betreft mijn enthousiasme over het Wilhelminapark waren ze op het gemeentehuis minder enthousiast. Daar wilden ze toen zo graag een open kaalgekapt park dat ik in elk geval moest stoppen met mijn stukjes. Nog verschrikkelijker vond de toenmalige ‘Moderne Industriestad’ waarschijnlijk het eerdere stukje dat op 21 januari 1993 in de Tilburgse Koerier verscheen. Het ging over een oude fabriekslocatie vlakbij het Wilhelminapark met aldaar na een grote brand op de vrijgekomen plek allemaal wilde stadsnatuur. Als inleiding op hierna volgende stukjes wil ik dat graag eerst nog eens memoreren.
Orchideeën bij de Pont. (23 januari 1993 Tilburgse Koerier)
De stad lijkt bij uitstek de plek waar we proberen te bewijzen zonder natuur te kunnen. Toch zal alles wat ademt en een hart heeft afhankelijk blijven van zuurstof en energie die de natuur ons schenkt, En daarvoor zal de natuur zich blijven inzetten, zelfs midden in de stad. Daarover deze week een opwekkend stukje speciaal voor milieupessimisten die alle hoop hebben opgegeven.
Wat gebeurt er als we een stukje stad even helemaal met rust laten? Komt dan vanzelf het oerwoud weer terug? Tegenover de Goirkestraat lijken aan het Wilhelminapark monumentale panden speciaal te zijn afgebroken voor het antwoord op deze vraag. Nu ziet zelfs de grootste cultuurbarbaar de groene oerkunst naast het nieuwe De Pont museum.
"Alles afgebrand", dachten ze daar enkele jaren geleden. Maar de natuur beschilderde het plotseling weer lege doek onmiddellijk met purpersteeltjes, zilvermos en andere levende kleuren, Een techniek die we zelfs in museum ‘De Pont’ nergens aantreffen, Op de plaats van het afgebrande pand vlamde in het vroege voorjaar het geel van honderden hoefbladbloempjes, Later verdween dit ‘onkruid’ weer onder jong opgaand bos, dat inmiddels twaalf meter hoog is. Wilgen, berken en ratelpopulieren werden hier door de wind gezaaid en geplant en hun stamouders staan wellicht zelfs buiten onze gemeente.
Twee jonge appelbomen zijn vast opgekomen uit weggegooide klokhuizen, maar hoe zijn vijf jonge dennenbomen hier gekomen? In de directe omgeving staat er geen. En nog een andere groenblijvende boom ontkiemt hier nu tussen de aanvankelijke pionierbomen: de taxus. Tientallen zaailingen staan er. En dan te bedenken dat deze naaldboom in het wild in ons land vrijwel uitgestorven is. In het vlakbij gelegen Wilhelminapark echter staan ze als honderd jaar oude parkbomen. Hun rozerode schijnbessen worden met pit en al door vogels verorberd en vermoedelijk zijn door groepen spreeuwen pitten uit het park hier tussen de berken en de wilgen – waar ze soms slapen – uitgepoept en uitgezaaid. Met de kennelijke bedoeling het bosje verder om te vormen tot een ook ’s winters groen geheel zijn zo ook hulst en klimop hier door vogels geplant en tegelijk van ‘mest’ voorzien.
Tussen deze groene beloftes blijken ook de stoffijne zaden van orchideeën dit plekje gevonden te hebben. Ze krijgen niet zulke grote bloemen als hun tropische familieleden, maar het zijn toch echte orchideeën. En niet één of twee groeien er, nee, wel honderd!
Ook bospaddenstoelen hebben dit aan zijn lot overgelaten terreintje weten op te sporen, zo bleek het afgelopen najaar. Ze vormden al een heksenkring met een doorsnee van bijna drie meter. Paarse russula’s pronkten op witte stelen tussen het mos dat samen met het afgevallen blad onze menselijke ‘sporen’ weer bedekt met levend groen. Bijzondere mugjes hadden op hun beurt de paddenstoelen weer gevonden. Hun larfjes aten zich een weg door de schimmellichamen. Op wilgen gespecialiseerde soorten hebben de wilgen ontdekt.
Zij veroorzaken op een wonderbaarlijke manier op de ‘gestoken’ wilgentakken blijvende ‘bulten’ waarin dan de larven van deze galmugjes weer grootkomen. Het zachte weer heeft aan sommige wilgen alweer zilverwitte katjes tevoorschijn getoverd en in een berk de pimpelmees alweer tot voorjaarsgeluiden verleid. Een groot hol onder die berk laat zien dat zelfs konijnen dit plekje al hebben ontdekt.
Naast het bosje neemt de natuur ook het in onbruik geraakte parkeerterrein in bezit.
De bomen groeien tussen de klinkers en wrikken die gewoon omhoog. Veel stenen zijn al niet meer te zien en verdwijnen onder een tapijt van mossen en hogere plantensoorten.
De volgende keren meer over leven dat doorgaat als wij denken dat alles verloren, afgebrand en afgelopen is.
Foto: De plek van de afgebroken Noordhoekse kerk tegenover het gebouw toen van het ‘Nieuwsblad van het Zuiden’. Een bekende plek ook destijds in Tilburg waar de natuur midden in de stad even zijn gang mocht gaan en iedereen verraste met onder andere waterkevers, libellen, witte kwikstaarten en meer dan honderd soorten wilde planten.