Het oudste graf op Begraafplaats Binnenstad aan de Bredaseweg behoort aan Thomas van Dooren (1754-1836) en zijn vrouw Maria Delfontaine (1757-1827). Hun namen worden vermeld op de opstand. Echter er liggen DRIE hardstenen, onbeschreven (!) zerken bij. Nooit is duidelijk geworden wie onder de derde zerk ligt.
In het prettig leesbare boek ‘De misstappen van een koning. Willem II 1792-1849’ van J.G. Kikkert (Soesterberg, 2002) lezen we op pagina 207:
‘Rond Willems dood waren nog wel vreemdere verhalen. Onder invloed van pastoor Zwijsen zou Willem in zijn stervensuur zijn overgegaan naar de Heilige Moederkerk. Nu zou de vorst in het geheim rusten in gewijde Noord-Brabantse aarde. Zijn lijkkist in het Oranjegewelf onder de Delfste Nieuwe Kerk was leeg. De volgers hadden op 4 april 1849 achter een kist met stenen aangelopen.‘
Willem II was in zijn periode als kroonprins bevriend geraakt met zowel Thomas van Dooren als pastoor Joannes Zwijsen (1794-1877). Tijdens de status quo-tijd (1831-1839) verbleef de kroonprins als veldmaarschalk regelmatig in Tilburg. In de beginjaren van de Belgische Opstand logeerde hij vaak met zijn hofhouding in het grote huis van Van Dooren aan de Steenweg (nu Heuvelstraat; op de hoek van de huidige Willem II-straat). Daar gaf hij ook feesten. Thomas van Dooren was een in Frankrijk rijk geworden zijdekoopman en kunstverzamelaar. Vele bewaarde koopakten van onroerende goederen te Tilburg opgesteld tussen 1834 en 1837 werden door de prins van Oranje ondertekend met ‘ten huize van Thomas van Dooren’.
In die dagen leerde hij ook pastoor Zwijsen kennen. Dat Willem II het goed voor had met Zwijsen (en de katholieken) mogen enkele voorbeelden bewijzen.
In vermoedelijk 1833 verleende koning Willem I audiëntie aan pastoor Van de Ven van het Goirke en pastoor Zwijsen van het Heike. Zij vroegen subsidie voor een nieuwe kerk op het Goirke. Willem I riep uit: ‘Ik kan het geld wel anders gebruiken!’. Kroonprins Willem die naast de koning stond vroeg zachtjes aan Zwijsen hoeveel hij nodig dacht te hebben. Die antwoordde: ‘10.000 gulden.”Goed, ik zal er voor zorgen’, en het Goirke kreeg zelfs 25.000 gulden.
Op de dag van zijn inhuldiging als nieuwe koning (7 oktober 1840) maakte Willem II gelijk een einde aan de beperkende wetgeving voor de kloosters. En de vriendschap heeft zeker ook een rol gespeeld bij de benoeming van Zwijsen in 1842 tot titulair-bisschop (bisschop slechts als titel; dit omdat Nederland nog een missiegebied was) en coadjuctor (hulpbisschop).
Terug naar het grafmonument. Zoals gezegd zijn de drie zerken onbeschreven. Nergens anders op de dodenakker vindt men dit. Het is dan ook op zijn minst vreemd te noemen. De zerk is – met de opstand – namelijk de plek waar men informatie over de overledene kwijt kan. Geen namen, jaartallen, geen verdere informatie van de overledenen, geen lofuitingen. En waarom niet? Zeker in het geval van zulk een belangrijke/beroemde/rijke ingezetene en zijn vrouw zou dit verwacht mogen worden. Mogen we niet weten wie waar ligt?
Het is zo dat als we via de belettering zouden weten dat Thomas van Dooren bijvoorbeeld onder de eerste zerk ligt en zijn vrouw onder de tweede, dat dan natuurlijk de vraag zou rijzen wie er onder de derde rust. Zou dat de reden kunnen zijn? Dat we dat niet mogen weten?
Mocht de opmerking van ‘gewijde Noord-Brabantse aarde’ in het boek van Kikkert waar blijken te zijn, en brengen we dit in relatie met de bovenstaande gegevens, dan is mijn speculatie:
Willem II ligt onder de mysterieuze derde zerk en aldus in gewijde aarde. En dit was het werk van zijn vriend pastoor Zwijsen!