Het CPB stelde medio juni van dit jaar zijn verwachtingen over de Nederlandse economie neerwaarts bij. Het voorziet een "historische krimp" van het Bruto Binnenlands Product (BBP) van 4,75% in 2009, gevolgd door een krimp van 0,5% is 2010. Gaat met deze mededeling ook de welvaart omlaag? Politici en macro-economen reageren nerveus op de voorspellingen. Het BBP heeft een sterke invloed op beslissingen van politiek, bedrijfsleven, en burgers. Maar wat en hoe meten we eigenlijk met het BBP? Wat is de waarde van deze meetresultaten? De huidige economische crisis lijkt zoals iedere crisis het moment om modellen, ideeën en het meten ter discussie te stellen: opnieuw nadenken over wat we willen en hoe we dat kunnen bereiken.
Boeiend is te zien waarom Tilburgse, maar ook Harvard-economen recent een kritische zelfreflectie over de aanpak in de economische wetenschap naar voren brengen. En ook de politiek gaf bij monde van minister van der Hoeven aan dat ze de "politieke wil" heeft om het kabinetsbeleid te toetsen op meer dan de gebruikelijke economische groei die het BBP aangeeft. Dat doet de vraag rijzen wat er voor alternatieven gewenst zijn.
Kuznets en het ontstaan van het BBP
Hoewel het niet mijn taak is om een college economiegeschiedenis te geven, zou ik willen beginnen met een stukje ontstaansgeschiedenis van het BBP. Het is niet toevallig dat in de huidige economische crisis het BBP hoog op de agenda staat. Het BBP is ooit ontwikkeld als beleidsinstrument tijdens de Grote Depressie in de jaren dertig. In 1932 werd Simon Kuznets, toen economieprofessor aan de universiteit van Pennsylvania, door het Amerikaanse Congres gevraagd om een beter model van getallen te produceren om een goed beeld te krijgen van wat er in de economie gebeurde. Kuznets bouwde een model dat alle geregistreerde gelduitgaven in de economie insloot, het BBP. In zijn begeleidend commentaar bij het model waarschuwde hij dat de cijfers niet gebruikt moeten worden zoals we ze tegenwoordig gebruiken, als welvaartsmeter. Alle niet-gemonetariseerde activiteiten die ook hoge sociale waarde konden hebben ontbraken immers, aldus Kuznets, zoals het ecosysteem en het sociale systeem: "The welfare of a nation can, therefore, scarcely be inferred from a measurement of national income as defined above". Zijn waarschuwing voor de relativiteit van het BBP als meetinstrument lijken we vergeten te zijn.
Grenzen aan het mechanische meten
De huidige economische recessie heeft laten zien waar Kuznets al op wees: dat het BBP een gebrekkige maat van economische prestaties was, laat staan van sociale vooruitgang. Te weinig hield men rekening met politiek-sociale en ecologische aspecten van groei: Het was geen duurzame of rechtvaardige groei. Het BBP heeft nog steeds waarde, temeer omdat het als meetinstrument duidelijk is in wat het insluit en uitsluit, gebaseerd is op objectieve prijzen die zijn voortgebracht door de vrije markt en omdat het een vergelijking tussen verschillende landen en de BBP’s mogelijk maakt. Maar, het BBP is een kwantitatieve maat, geen kwalitatieve. Het kent geen morele waarde toe aan de activiteiten die het berekent. Dat betekent dat wanneer de overheid in gevangenissen investeert, dat hetzelfde telt als wanneer ze in middelbare scholen investeert. Het louter tellen van de hoeveelheid geproduceerde goederen en diensten maakt de absurditeit van het mechanische meten zichtbaar: statistici meten de gezondheidszorg door de input in plaats van door de output, de verkoop van medische hulp en medicijnen in plaats van het aantal (gezonde en genezen) mensen. De economische held van de BBP-statistieken zou dan de terminaal zieke kankerpatiënt zijn. Bovendien veronderstelt het BBP dat iedereen louter rationele keuzes maakt. Het is dit mensbeeld dat nu vooral onder vuur ligt: de mens als een economische rationalist, zonder gevoelens, zonder overtuigingen waarop "onlogische" levensstijlen zijn gebaseerd.
Dr. Annemarie Hinten-Nooijen, Centrum voor Wetenschap en Levensbeschouwing