Simon Vinkenoog, onze ‘culturele kwikstaart’, is vrijdagnacht overleden. Hij was een van mijn inspiraties. Toen ik voor het eerst over hem las en nadien toen ik hem ontmoette, dacht ik: zo wil ik ook leven.
Authentiek, hij is immer zichzelf gebleven. Trouw aan zijn idealen, vaak tegen de stroom in. En hij schreef dan ook vaak over zichzelf, over wat hij meemaakte, het leven een grote trip. Ondanks dat dit menigeen irriteerde. De Literatuur met een grote L had hij al lang vaarwel gezegd. Velen herinneren hem van zijn performances, ‘volmonds en dronken’. De podiumdichters van nu erkennen hem als hun godfather. Dankzij zijn ambassadeur-zijn van de poëzie zijn vele jongeren hiermee voor het eerst in aanraking gekomen.
In de jaren vijftig was hij met zijn tijdschrift Blurb de spreekbuis van de dan nog prille Vijftigers: Claus, Campert, Kousbroek. En hij legde contact met de Cobra-beweging. Voor het eerst bracht hij poëzie samen met jazzklanken op het podium. In de jaren zestig stortte hij zich in de subcultuur, prees lsd-profeet Timothy Leary, vertaalde Allen Ginsberg voor het eerst. In 1966 zette hij in een week-end Poëzie in Carré op de planken. Alle grote namen én de jonge garde traden er op. De meesten kwamen trouwens voor de oude Prins der Dichters Adriaan Roland Holst, een laatste kans om die nog mee te kunnen maken! Hij ontdekte het talent van Jules Deelder. Recent nog nam hij twee cd’s op met Spinvis. Simon Vinkenoog omarmde veel, heel veel. Zijn biograaf zal er een hele kluif aan hebben om dit alles en nog veel meer in kaart te brengen. Begin jaren tachtig stelde ik de tijdschriften Bzzlletin en Bulkboek voor om een special aan hem te wijden. Die klus wilde ik wel klaren.
Rond 1975 schreef ik hem voor het eerst. Ik had een vraag over de dagboeken van Frederik van Eeden. Hij antwoordde per briefkaart: ‘inderdaad bijna nooit tijd voor briefschrijven! Ben met veel dingen bezig, vertaal een fijn boek, zoek een groter huis, enz. VERY HAPPY & ALIVE! Simon Weesperzijde 66 Am(sterretje)dam’.
Daar zocht ik hem in oktober 1977 voor het eerst op. Ik had zijn boek ‘Niet Niets. De kunst van het sterven’, met 66 bijdragen van Allen Ginsberg, C.W Leadbeater, A. Roland Holst, Krishnamurti, Kahlil Gibran, Aldous Huxley en vele anderen’, meegebracht om te laten signeren. Het ligt nu voor me, met in zijn handschrift: ‘VRIJ VALLEND IN ‘T LICHT’.
Simon is aan zijn laatste reis begonnen.