Geplaatst

VICTOR VROOMKONING PRESENTEERT BIBLIOFIELE UITGAVE

Op 3 april j.l. werd de bibliofiele uitgave Dieper dan de vingers gepresenteerd in galerie Studio Van Dusseldorp te Tilburg. In dit schitterende, volledig met de hand vervaardigde boek zijn 17 gedichten van Jasper Mikkers en 17 kleurengravures van Harry Vlamings bijeen gebracht. Gravures en gedichten zijn erotisch van karakter. Dichter Victor Vroomkoning schreef een tekst over erotiek in de Nederlandse letteren en ging nader in op het recente literaire werk van Jasper Mikkers en de afbeeldingen van Vlamings bij de gedichten.   

Bij de presentatie van Dieper dan de vingers van Jasper Mikkers en Harry Vlamings

op vrijdag 3 april 2009 in Studio van Dusseldorp, Wilhelminapark 110, Tilburg

Dames en heren,

‘Twee of drie keer begaf ik me van het ene eind der straat naar het ander, me strelend, mijn ballen betastend, mijn fluit afrukkend, en hierbij de buik steeds maar uitstulpend alsof ik rechtstaande een vrouw aan het neuken was. Mijn ballen zwierden erbij heen en weer en klotsten tegen mijn kont aan. Mijn roede joeg heen en weer, ook al was het niet in een schede. Ik neuk, ik neuk!’

Om hem en mijzelf te amuseren las ik dit mijn oude vriend Jan voor, toen ik op een avond met hem tafelde. Wij hadden net de amuse geproefd en ons voorgerecht toegeschoven gekregen: twee zalmbonbons op een bedje van rucola, gegarneerd met een ondefinieerbaar rood sausje.

‘Nou, nou’, zei hij, ‘kan het niet wat minder? Je reinste pornopulp’. ‘Ja’, zei ik, ‘maar weet je ook van wie?’

Op 10 mei is het dertig jaar geleden dat Louis Paul Boon zittend aan zijn schrijftafel in Erembodegem aan een hartaanval overleed. Hij was niet alleen schrijver, hij was ook dichter en kunstschilder, verenigde als het ware Jasper Mikkers en Harry Vlamings in zich. Vijfentwintig jaar lang werkte Boon aan zijn Fenomenale Feminateek, een in 144 plakboeken vervatte knipselcollectie met ruim 22.000 foto’s van vrouwelijk naakt, voorzien van Boons commentaar,  – ik citeer de schrijver – ‘een overzicht en history van het vrouwelijk bloot -of bijna – zoals het onze wereld van vandaag wordt aangeboden’. Het gaat niet om de vrouw an sich, maar om de manieren waarop de vrouw in haar vele verschijningsvormen, bewust of onbewust, het verlangen van de man opwekt, waarbij Boon zelf veel plezier lijkt te hebben aan zijn door zijn documenten gestimuleerde verlangen.

Die met veel naakt doorspekte als wetenschappelijk gepresenteerde verhandeling verscheen onlangs, in deel XVI van zijn Verzameld Werk. Daarin zijn ook enkele van zijn erotische romans opgenomen waarvan Mieke Maaike’s obscene jeugd een beststeller werd. Behalve de gedurfde inhoud zorgde de dieprode fluwelige omslag met goudopdruk, de sierletters op de kaft en de in een weelderige rechthoekige lijst gevatte ovale foto van een wulps naakt met zwarte kousen en dikke billen voor ophef en… een enorme verkoop. Sommigen vonden dat Boon met dergelijk werk een smet op zijn eigen oeuvre wierp, maar Boon heeft die romans zelf steeds beschouwd als een persiflage, een parodie, een pornografische satire. In dit deel van zijn Verzameld Werk ontbreekt overigens zijn laatste roman, die hij twee maanden voor zijn dood, op 15 maart 1979, toen hij 67 werd, voltooide: Eros en de eenzame man, waaruit het fragment stamt dat ik vriend Jan en u heb voorgelezen.

‘Goh, schreef Bóón die rotzooi?’, zei Jan verbaasd. ‘Eros en de eenzame man, zei je? Ik versta onder erotiek heel wat anders’. En alsof hij een reactie van me verwachtte, begon hij te vertellen over zijn liefde voor het spel; de daad, zei hij – nou ja hij noemde die anders, maar niet veel anders dan Boon -, was een bijkomstige noodzakelijkheid. Subtiele franje, zei hij, daar komt het op aan, het langzaam open ritsen van een rok, het losknopen van een blouse, een kous die omzichtig langs een been heen glijdt, oplichtende vonken, nog geen brand. Het plezierige van ouderdom is, dacht ik stilletjes, dat dergelijk gedrag de teloorgang van potentie kan camoufleren, dat het alleen bij spel blijft omdat de inzét tot inlég geworden is.

De middag ervóór hadden Jan en ik op de Nijmeegse universiteit een college over Darwins evolutietheorie gevolgd. De refter had weer gegonsd van lieflijke bijen toen we daar in de pauze even op verhaal hadden moeten komen van al die voorouderlijke primaten. Om ons heen hadden vlinderlijfjes gefladderd die tussen de colleges door koketteerden. Zoals altijd had Jan mij opmerkzaam gemaakt op de frisheid van het spul dat om ons heen frivoolde. Hij zou met allen een langdurige flirt hebben gewild met tussenpozen van een week, want hij was net zo oud als ik en dan ken je de maat der dingen. ‘Niet kijken’, had hij me om de vijf minuten aangespoord, als er weer een bezienswaardigheid in mijn blikveld verschenen was; ironie moet je blijven koesteren.

De docent had tijdens het college aandacht gevraagd voor de pauwhaan, vreemde snoeshaan, wiens lijf bedekt is met een prachtig azuurblauw verenkleed; en alsof dat nog niet genoeg is, draagt hij een parmantig kroontje. Echt indrukwekkend wordt het wanneer de vogel – nou ja, vogel: hij is door al dat gekoketteer zo gehandicapt dat ie nauwelijks van de grond komt – wanneer de vogel zijn staart ontvouwt en er een schitterende kleurenwaaier te voorschijn komt met tientallen iriserende oogvlekken. Kijk hem eens zijn best doen te verleiden. Daar kan menig man iets van leren, maar ja, bij de mens hanteert de vrouw de waaier. Soms is dat niet meer dan een langzaam opgeslagen ooglid waarbij de wimpers de blik der ogen langzaam prijsgeven, alsof vanachter een voile een gelaat te voorschijn komt, vanonder een doorzichtige jurk zich een naakt bevrijdt.

De mannelijke prieel- en satijnvogel verleidt op een andere manier, want beschikt niet over  zo’n opzichtelijke dracht als de pauwhaan. Hij bouwt een prieel, een soort tuinhuisje dat uit twee parallelle, uit takken gevlochten wanden bestaat. De priëlen zijn soms wel twee meter hoog en worden met allerlei monochrome objecten versierd. De satijnvogel heeft een uitgesproken voorkeur voor de kleur blauw. Hij verzamelt blauwe bloemblaadjes, veertjes, vruchten die met grote zorg en met gevoel voor compositie in en rondom het prieel worden geschakeerd. Hij heeft er een dagtaak aan want de versierselen worden onmiddellijk vervangen zodra ze hun kleur dreigen te verliezen.

In gebieden waar de satijnvogel in contact komt met de menselijke beschaving maakt hij dan ook dankbaar gebruik van meer duurzame blauwe objecten zoals plastic wasknijpers, batte-rijen en flessendoppen. De priëlen zouden niet misstaan in een museum voor moderne kunst; het zijn heuse installaties die de toeschouwer willen verleiden en niet onderdoen voor een  kunstenaar als Yves Klein. De meest geslaagde priëlen oefenen een onweerstaanbare aantrek-kingskracht op de hennen uit die deze creaties beoordelen als waren zij volleerde kunstcritici. De wijfjes kiezen hun partner nadat ze de verschillende priëlen hebben geïnspecteerd. De installaties van jonge, onervaren mannetjes kunnen de toets der kritiek meestal niet doorstaan. Zij moeten nog jaren oefenen en de kunst van het verleiden bij de meer ervaren vogels af-kijken. Na de paring laat het mannetje de eigenlijke nestbouw en de zorg voor de eieren en jongen geheel aan het wijfje over. Het ging hem klaarblijkelijk vooral om de kunst, de kunst van het verleiden, de erotiek, nauwelijks om de paring zelf. De vraag wat er nu op de eerste plaats komt, de kunst of de voortplanting, is daarom verdraaid lastig te beantwoorden.

Wij kennen ook onze eigenste menselijke pauwhanen. Ik breng u Dave Berry in herinnering die met zijn hand en arm zijn onweerstaanbare This strange effect begeleidde; laatst zag ik het nog eens terug, ik moest er vreselijk om lachen want het is nu Kitsch geworden. Elke tijd kent zijn eigen erotiek, vrees ik. Of dat bij dieren ook zo is, weet ik niet; die hebben, denk ik, toch minder last van tijd en mode dan wij.

Waren wij naakt als een aap, zou er dan erotiek bestaan? Het gaat er immers om naakt te wórden, niet om het te zíjn. Kleding is voor de mens noodzakelijk, niet om er zich mee te bedekken, maar om er zich van te ontdoen. Niets saaiers dan een naaktstrand ware het niet dat daar een vrouw er weer een doekje omwindt, haar enkel met enkel een bandje siert en haar rug met een lint dat vanuit haar gevlochten haar tussen haar billen ritselt. Er moet iets tussen het naakt en de schouwer zijn, iets wat het verlangen voedt om dat naakt te ontdekken, afstand in tijd en ruimte. Jasper Mikkers zegt het zo in het boek dat vandaag brandpunt van uw belangstelling is:

waarom wil ik
als ze in peignoir de tafel dekt
voorover buigt en ik de schemer zie
het licht dat afneemt in de diepte
wat is het dat in mij ontstaat
als ik de kamer binnenloop waarin ze ligt
haar schouders onder schuim
ik het niet zie
of er een kier is tussen haar en mij
bij mijn vertrek en zij in hemd de deur gaat sluiten
ik alleen nog maar naar haar kan fluiten
er een verlangen door me schiet omdat ik niet

wat niet hanteren kan
die pijn die zich alleen op afstand laat genieten
de pijn die schoonheid steeds vergroot
pijn
en daarbij in nabijheid willen zijn

(pijn van schoonheid)

Een sluier, schemerlicht, de rook van een sigaret die als een nevel de ander omhult, een kier, een sleutelgat, een laken dat wel de vorm niet de inhoud prijsgeeft, een stem door de telefoon,  sporen die aan de verre geliefde doen denken, ze werken erotisch. Ik citeer nog eens Mikkers:

een wimperhaar, gevonden op mijn kraag
een nagelknipper, knoop en kleine schaar,
zeep van Anaïs, een munt en zakje zand,
een lok bijeengebonden met een elastiek

een flesje met een geur, cassette met muziek
een kleur die kleefde aan een mond en zich
heeft afgegeven aan papier, ik houd ze in
en kast in leven, voedt ze met herinnering     

uit: (een kistje gezocht)

Niet de recht-toe-recht-aan – strategie van Boon, maar het voorspel, het spel van vriend Jan. Je kleden om naakt te raken, je verbergen om gevonden te worden, de opwinding voor de afwikkeling. Spanning vóór het blote feit, de kunst van het uitstellen, dat is toch erotiek?

Ook kunst verleidt. Het gedicht, het beeld, het boek wekken het verlangen; ze leiden je naar wat ze voorstellen, verleiden je naar wat jij wilt. De verbeelding laaft zich aan de illusie van werkelijkheid.

Erotische kunst beweegt zich in de schaduw van het vlees; het woord, het beeld, ze worden nét geen vlees; er wordt zo weinig mogelijk uitgesproken maar des te meer gesuggereerd, erotiek is ingehouden passie, is duiden in plaats van noemen, is kijken in plaats van handelen. Kijken is verleid worden, is verleid wíllen worden.

Jasper Mikkers behoort in ons taalgebeid tot de weinige dichters die geslaagde erotische verzen schrijven, die daarover kunnen en dúrven schrijven. In  Dieper dan de vingers – dat negen verzen uit zijn vorig jaar verschenen dappere erotische bundel Eeuwigheid als ontbijt bevat, benevens acht nieuwe gedichten – wordt zijn werk gecombineerd met dat van Harry Vlamings, die eveneens de erotiek is toegedaan. Diens zeventien kleurgravures zijn weliswaar door de gedichten geïnspireerd maar spreken een heel eigen taal; het zijn vrijmoedige, erotiserende beelden; erosurrealisme, zo karakteriseert Vlamings zelf zijn prenten die een autonome wereld vormen naast de verzen van Mikkers. Zijn afbeeldingen kronkelen van de pagina’s af, grillig, grotesk, vleselijk.

Dieper dan de vingers is door de combinatie van woord en beeld een bijzonder kunstwerk geworden; veertig bladzijden lang wordt de lezer geboeid door de eros van twee mannen, de ene wat jonger dan de andere, maar beide bevangen door de lust te verleiden. Het zijn twee bibliofielen die net als de pauwhaan, de prieel-, de satijnvogel ons proberen te versieren. Mikkers en Vlamings laten in hun prieel hun staart zien al pronken ze met de veren van een ander, van Jo van Tilburg, Frans de Cock en Cees Hamann die de teksten op de cylinderpers van Ruimte-X drukten, van boekbindster Annemarie Kloeg en van Lies Penners die de afwerking van het poseleinen medaillon voor haar rekening nam.

Het boek erotiseert van buiten en van binnen. Mikkers en Vlamings willen dat we hen openen, dat we ons openen, maar heel omzichtig, zodat we hun prieel steeds opnieuw kunnen betreden.

Het is een bijzonder kunstenaarsboek te noemen, waarin het blauw van de satijnvogel oplicht; op bijzonder papier, in leer, suède en porselein is deze verleidingskunst verpakt. Een kostbaar bezit als je het tenminste tot je bezit maakt.

Wat ik u deze avond heb gezegd, sprak ik die andere avond ook uit tegenover vriend Jan, die tegenover me aandachtig had zitten luisteren. En nadat ik uitgesproken was, lagen daar nog onze zalmbonbons op hun bedje. Ik zei hem, dat het tijd werd, het voorgerecht tot ons te nemen, dat het hoofdgerecht wachtte. Nou, zei hij, terwijl hij het servet onder zijn kin bond, ik denk dat ik hier genoeg aan heb en dat ik me eventueel nog concentreer op wat de dessertkaart belooft. Hij had vernomen, dat men daar een bijzondere chocolademousse bereidde; of anders lustte zijn tong wel een praline bij een zoete wijn. Ik knikte en begreep wat hij bedoelde.

Dames en heren, geniet van al het schoons dat in Dieper dan de vingers verscholen ligt, een juweel van een boek waarmee ik de beide kunstenaars feliciteer alsmede degenen die het tot stand hebben gebracht.

Bovendien maak ik u erop attent dat Harry Vlamings zich nog een week in deze ruimte bloot zal geven. Vorig jaar was er ophef omdat de tentoonstelling van een selectie van Boons Fenomenale Feminateek in het FotoMuseum van Antwerpen verboden werd door de provinciale overheid. Dat lot zal deze tentoonstelling, naar ik hoop, niet beschoren zijn. Ik spreek wél de wens uit dat er in positieve zin veel ophef komt om Vlamings’expositie en de erotica in woord en beeld in Dieper dan de vingers.

Ik dank u voor uw aandacht,

Victor Vroomkoning       

 

Alle berichten van deze auteur