In augustus dit jaar zal voor de vierde keer een Tilburgse dichter tot stadsdichter van Tilburg worden benoemd. In april zal een oproep worden gepubliceerd om te solliciteren.
De procedure die door de gemeente Tilburg bij die benoeming wordt gevolgd, wijkt af van de procedure die de meeste andere steden hanteren. Zo wordt ieder die in aanmerking wil komen voor het stadsdichterschap, verplicht te solliciteren. Dat betekent dat ook zij die zich bij eerdere benoemingen kandidaat stelden, voor de vierde keer moeten solliciteren. En zij solliciteren voor de vierde keer bij dezelfde commissie. Want er heeft zich in al die jaren dat het stadsdichterschap bestaat, geen verandering in de samenstelling van de commissie voorgedaan.
De in Tilburg gevolgde procedure heeft opvallende nadelen en wordt algemeen gekritiseerd. Het wordt als niet al te fraai en stijlvol ervaren dat kandidaten telkens opnieuw moeten solliciteren en hun sollicitatie moeten richten aan een commissie die hen al drie keer heeft afgewezen. Alle kandidaten die afvallen, zullen over twee jaar voor de vijfde keer moeten solliciteren en over vier jaar voor de zesde keer. Ze moeten hun kandidatuur richten aan dezelfde mensen die hen al drie, vier, vijf keer hebben afgewezen. De kandidaten voelen zich terecht gekleineerd. Ze ervaren een procedure die dichters dwingt hun zelfrespect telkens opzij te zetten, als weinig smaakvol.
De voormalige stadsdichter van Nijmegen Victor Vroomkoning zei, toen hij kennis nam van de in Tilburg gevolgde procedure: ‘Ik begrijp niet dat de commissie (wie bevolkt die?) om aanmeldingen verlegen zit. Ze moet een dichter benoemen, en als die niet kan of wil de volgende. Het is van de gekke dat een gemeente haar dichters als sollicitanten naar een functie in de ambtenarij behandelt.’
Daarnaast zou er kritiek uitgeoefend kunnen worden op het feit dat de commissie nog nooit van samenstelling is veranderd en onverdroten in dezelfde samenstelling doorgaat. Een dergelijke gang van zaken levert het gevaar op dat de keuze van de kandidaat steeds wordt bepaald door voorkeuren die leven bij juist deze commissieleden. Een andere samenstelling zou tot een andere keuze leiden, voorkomen moet worden dat onveranderde voorkeuren bij dezelfde mensen leiden tot eenzijdigheid in benoemingen.
Een van de officiële criteria bij de benoeming van een stadsdichter is dat de kandidaat ‘overeenkomstig de Tilburgse volksaard in het bezit (dient) te zijn van een flinke dosis spontaniteit, humor en relativereringsvermogen’. Dit criterium zou zonder meer het criterium kunnen zijn dat een jury volgt bij de beoordeling van deelnemers aan de Tilburgse Carnavalsoptocht. Uit een gesprek met een commissielid bleek mij dat de commissie dit criterium als volgt vertaalt: bij de benoeming van een stadsdichter is de performance van de kandidaat de belangrijkste kwaliteit. Dat is de wijze waarop hij of zij zijn/haar poëzie op het podium brengt. Niet de kwaliteit van de poëzie staat voorop, nee, de manier waarop de dichter zijn poëzie presenteert. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat de voorkeur wordt gegeven aan een kandidaat die matige poëzie schrijft, maar uitblinkt door zijn presentatie, en dit boven een dichter die goede poëzie schrijft maar niet uitblinkt in zijn presentatie.
De commissie omschrijft zo’n keuze als ‘overeenkomstig de Tilburgse volksaard’.
Ik heb over deze onderwerpen meermaals van gedachten gewisseld met leden van de commissie. Zo vroeg ik één van hen: ‘Als u afgewezen zou worden bij een sollicitatie naar het directeurschap van de Openbare Bibliotheek, zou u dan nog een tweede keer solliciteren?’ ‘Nee, geen sprake van.’ ‘Waarom eis je van dichters dan dat ze vier, vijf, zes, zeven keer naar dezelfde baan sollicteren?’ ‘Dat is iets anders.’ ‘Wat is er anders aan?’
Antwoord bleef uit.
Een ander commissielid liet onlangs weten: ‘In de commissie zijn daar uitvoerige discussies over geweest. Belangrijkste argument voor (de eis dat er steeds opnieuw gesolliciteerd wordt) is dat we de stadsdichters in spe ook vragen om enig recent werk mee te sturen dat hij of zij vindt passen bij het stadsdichterschap. Die eigen keuze kan het oordeel van de commissie wezenlijk beïnvloeden.’ Waarom kan de commissie niet gewoon tot het volgende besluiten? ‘Een eerdere sollicitatie blijft ook bij de komende benoeming gelden. Wie denkt zijn kandidatuur te versterken door nieuw werk in te sturen of nieuwe gegevens aan te leveren, wordt daartoe uitgenodigd.’
Ik vroeg een eerder geciteerd commissielid ook : ‘Een dichter moet zich vereerd voelen als hij tot stadsdichter van Tilburg wordt gekozen, niet?’ ‘Ja. Natuurlijk.’ ‘Maar voelt de stad zich ook vereerd als een dichter bereid is stadsdichter van Tilburg te zijn?’
Twee verbouwereerde ogen.
Het zou de leden van de commissie sieren de procedure te veranderen. Ze zouden tonen over enige empathie te beschikken en het bewijs leveren dat ze respect voelen voor de persoon van de kandidaten en voor de poëzie in het algemeen. Ik kan de commissie verzekeren dat ik dikwijls ongeloof heb ontmoet, gevolgd door verontwaardiging als ik uit de doeken deed hoe in Tilburg een stadsdichter wordt gekozen en met kandidaat stadsdichters wordt omgegaan. Het siert de stad niet.
Een kandidaat stadsdichter sprak me enkele maanden geleden aan. ‘Solliciteer jij straks?’ ‘Ik vind het gênant een sollicitatie te richten aan een commissie die me al drie keer eerder heeft afgewezen. Wat ben jij van plan?’ ‘Ik vind de procedure niet kloppen,’ zei hij. ‘Maar ik solliciteer, want ik kan het geld gebruiken.’
Het Tilburgse model dat gehanteerd wordt bij de benoemingsprocedure van een stadsdichter, leidt niet tot een verheven motivatie. Mogen we vaststellen. Alleen wie weinig hecht aan trots en zelfrespect, komt voor het Tilburgse stadsdichterschap in aanmerking.
Ter informatie: de benoemingscommissie is in 2003 aangesteld. De leden zijn Jef van Kempen, Wilbert van Herwijnen, Wilma Siccema en Henk Ewoldt.
Reacties
4 reacties op “BENOEMINGSPROCEDURE TILBURGSE STADSDICHTER WEINIG STIJLVOL”
Jasper,
ik heb vernomen dat Henk Ewoldt op eigen verzoek uit de stadsdichtercommissie is getreden.
Tsja, je wijdt er terecht weer veel woorden aan…
Deed ik op 23 juni 2007 hier ook al. Misschien waren er dat nog te weinig…?
Laat ik hopen dat de woorden van een oudgediende sollicitant nu zwaarder mogen wegen…
Google maar ff naar: Stadsdichter 2009-2011: versoepelen of moderniseren?
Om eerlijk te zijn heb ik me in de procedure nooit zo verdiept! Dom van me, want ik wist dit dus niet.
Wel ben ik echt serieus verschrikkelijk blij met de vorige stadsdichters, vooral ook omdat er zoveel verschil was in de ene en de andere, dat vind ik nog steeds geweldig.
En wat zou ik graag in die commissie zitten, maar daar kun je vast niet op solliciteren?!
Direct zal ik even op Alard zijn verwijzing kijken…maar vinden jullie het ook geen tijd dat we eens een dichteres nemen? Want ik kan praten, schrijven…en een beetje dichten!
Ik ken iemand die de vorige keer solliciteerde en uiteraard werd afgewezen. Na zwarte Nick was het wel duidelijk dat men dringend behoefte had aan een plezierdichter en Frank van Pamelen is onverslaanbaar.
De commissie opereerde inderdaad nogal ambtelijk, het had meer weg van het CWI dan van een cultureel bevlogen clubje. En wat ronduit onbeschoft is: na enkele weken kwam er een lullig ambtelijk afwijzingsbriefje. Een kennisgeving zonder enige motivatie.
Het had de plechtige commissie gesierd als de 10 kandidaten -welke stad in Nederland kan tien kandidaten ophoesten in een dergelijke competitie?- als die kandidaten waren uitgenodigd voor de officiele bekendmaking annex presentatie. Niet dus.
Ben Varkenshand houdt het daarom voor gezien. "You can take peasants out of the country/ But you can't take the country out of peasants." Met dank aan the Last Poets.