De kersttijd doet mij denken aan de dood.
Raar, want het gaat om een mooie periode, waartegen ik elke vorm van verzet sinds enkele jaren heb opgegeven. Kitscherig? En dan? Alsof in januari of maart de goede smaak hier te lande alles overheersend zou zijn. Zeer zeker, ook rond Kerstmis is er geen vrede op aarde, maar even wordt er harder aan gedacht dan anders, ligt de grens van de naïviteit een boogscheut verder. Liefde is in de donkerste dagen van december een voluntaristisch werkwoord. Vurig lichtende kerstbomen met verloren wortels staan te pronk op de marktpleinen van de mens. Gehuwden worden weer geliefden. Ganzen staan met genoegen hun lever af. Warmte komt uit de neusgaten van een ezel in een stal. Kerstmis is de tijd van de hulpeloze gevoelens, waarbij voortdurend in het midden blijft wat nu precies ontroerend, en wat bij nader inzien schrijnend is. Geamputeerde sentimenten duiken overal op. Ook wie alleen maar vijanden heeft, zoekt een slachtoffer uit om vriendelijk tegen te zijn. Kerstmis is allerminst het hoogfeest van de commercie, maar van de ongemakkelijke, hoekige, onvermijdelijk geschonden gevoelens.
En ook wel van de dood. Als het jaar op zijn einde loopt, krijgen wij allerlei lijstjes te lezen. Wie was succesvol tijdens het voorbije jaar, wie ging dood, welke trends zijn waarneembaar, welke muziek bracht ons in vervoering? Ook het nieuwe jaar geniet aandacht. Wie geeft de komende twaalf maanden kleur? Talloze energieke medeburgers staan te trappelen om succes te oogsten. Ambitieuze jonge vrouwen met een blik vol restanten van onschuld. Gehaaide zakenlui die deemoedig prevelen dat ze boven alles de mensheid beminnen.
Vreemd, elk jaar vernemen we rond de kersttijd wie weldra de wereld zal veroveren, maar er zijn geen prognoses over wie sterven gaat. Het voorbije jaar kende zowel succes als verdriet, terwijl voor de komende tijd vooralsnog slechts winnaars worden bekend gemaakt. Over de doden van volgend jaar kunnen wij alleen maar zwijgen.
In de kersttijd denk ik hierover steeds vaker na. Wie gaat het komende jaar dood? Mensen die je altijd levend hebt gekend, zullen plots gestorven zijn. Ze zijn dan niet langer oud of ziek, jong of gezond, maar gewoon dood. Dat overkwam paus Johannes Paulus II. Samen met zijn dood verdween zijn ouderdom. Vergeelde foto’s van een jonge, enthousiaste paus werden plots even echt als de laatste, miserabele beelden uit de paasweek. Door te sterven komt de jeugd weer dichterbij. Het is een gedachte die dank zij haar subversiviteit een vleugje troost biedt, maar die de vraag naar de dood niet minder onontkoombaar maakt. Nog eens, wie gaat weldra dood? Terwijl we de vraag stellen, voelen we gevaar, beseffen we dat ook voor ons dit jaar het allerlaatste kan zijn.
Het vertrek uit dit leven vind ik geen heerlijk vooruitzicht. In mijn geheugen is een tussenzinnetje gebrand uit een toespraak die een bejaard Frans senaatsvoorzitter, de katholiek Alain Poher (1909-1996), op het einde van de jaren tachtig voor een groep verzamelde kerkjuristen hield: “Le retour à la maison du Père, ce n’est pas évident, vous savez.” Oude mensen kunnen zich tussenzinnetjes veroorloven. Zij mogen even de waarheid spreken, zelfs wanneer ze een toespraak houden. Zij hebben niets meer te verliezen, behalve het leven. Wie sterven een probleem vindt, geniet mijn vertrouwen.
Ik mis in onze samenleving angst voor de dood. Meer en meer mensen melden stoer dat zij niet bang zijn om heen te gaan, terwijl ze voor een spin in de badkamer op de vlucht slaan. Sommige stervelingen drijven het nog verder en tonen zich verheugd dat ons aardse bestaan na een zekere tijd een einde neemt. Stel je voor, eeuwig blijven leven, de verveling zou niet draaglijk zijn, slaken zij een zucht van verlichting. Ik heb dat nooit goed begrepen. Wat mooi is, verveelt toch geen moment? En waarom zou juist het eeuwige leven vervelend worden, terwijl ook de dood bijzonder lang pleegt te duren?
Wij weten geen raad met het raadsel van de dood, maar deinzen er voor terug op gelijk welk terrein onze onmacht te bekennen. Dan is er maar één oplossing: de dood moet goed zijn. Zij is een vorm van bevrijding, een garantie dat het leven, ofschoon kort, altijd spannend blijft. Die schijnbaar nuchtere verwelkoming van de dood is vaak een vlucht. In enige vorm van verrijzenis hoeft niemand te geloven. Ze is minder dan ooit een gemakkelijke zaak, en terecht zijn wij beducht voor zelfbedrog. Kortom, de dood is vandaag reëler dan in de tijd dat iedereen in het eeuwige leven geloofde of probeerde te geloven.
Maar het is niet omdat zij onvermijdelijk is dat de dood het verdient om geprezen te worden. Laat haar in godsnaam een raadsel blijven, waarvoor wij in alle rust een beetje bang mogen zijn. Problemen zijn er om op te lossen, mysteries om te blijven bestaan.
Rik Torfs