Bijna alle mannen uit het groepje droegen een baseballcap. Hoofddeksels hoorden bij het buitenleven dat ze leidden. Ze hingen ook wel binnen rond, maar daar waren ze niet erg gewenst, zo bleek uit de conversatieflarden die op het station tot mij kwamen. Ik zat, onder het afdak tegenover de bushaltes, net een bankje te ver om alles te kunnen volgen, maar ik begreep, dat ze in het Tilburgse kroegleven niet echt hun draai konden vinden.
,,…Dus ik zeej: val mèn nie laastig, man! Ik doe jullie toch ôk niks ist wel?" kraste de man,die in het gezelschap de boventoon voerde, met een onbeschrijflijk schorre stem. Hij sprak plat Tilburgs waar een harde G als een rudimentair randstedelijk spoor doorheen schemerde. Typisch de tongval van iemand die nergens meer vandaan kwam.
Er kwam een smoezelige soortgenoot aangefietst, met op zijn stuur een tray met blikjes Euroshopperbier. Hij werd hartelijk begroet, en innig omhelsd.
,,Ziedet nou? Ik heb jou himmól nie nôodeg, vèùle patjespooier!" raspte de schorre man tot een groepsgenoot met een dun sigaartje in zijn mond.
,,Naa…nie…flaaw…gaon…doen…hè!" balkte de man met het dunne sigaartje in een tergend traag tempo. Hij wekte de indruk ooit een beroerte te hebben gehad.
Hoongelach alom. Maar algauw verviel iedereen weer in de discussie over de desastreuze kroegavond die ze beleefd hadden. Een lange man met weinig tanden vertelde iets over snijwonden die hij op deze avond had opgelopen.
,,…Dus ik zeg teege die woute: ik moet alcohol hebbe om mun haande te ontsmette…"
De conversatietoon bleef grimmig, en nam in volume toe. Het werd kouder.
,,En verders kunne ze van mèn ammól de tering krèège!" rochelde de schorre man, waarna hij in een gruizige bulderlach losbarstte.
In de verte liep Jan Schellekens langs de bushaltes. Het groepje keurde hem nauwelijks een blik waardig. Kennelijk beschouwden zij hem als iemand uit een lagere kaste van het buitenleven. Ze spraken wel even over de lokale bedelaar.
,,…Mar toen heej-t-ie men wel zôo genaaid…Naa krèègt ie van mèn nôot niks mir!" grauwde de schorre man afrondend.
De traag pratende man met het dunne sigaartje worstelde minutenlang met de ritssluiting van zijn leren jack. Stukje bij beetje kreeg ie ‘m dicht. Hij leek niet meer precies te weten hoe een rits werkte.
,,Ut treeke is naa nog dicht!" gromde de schorre man, loerend op de tray met Euroshopperbier. Een minuut later werd het alsnog aangebroken.
Een andere man uit het groepje pakte ook een blikje.
,,Dan krèèg ik aachtenderteg cent van jou!" blafte de schorre man.
Even klaarde de schorre man op toen hij over zijn diner van de vorige avond vertelde: ,,En dan drie broojkes vûr zis Uuro…"
Hij overdacht dit culinaire avontuur even, alsof hij in gedachten alles nog eens proefde. Toen betrok zijn gezicht weer en bulderde hij: ,,Mar ze hadde d’r bij mèn te veul sambal op geflikkerd!"
Geplaatst