Geplaatst

Scream

Ivo had zich rotgelachen om alledrie de Scream films. Hoezo horror! Goed, niet alles wat er gebeurde was even fris en hij was zich af en toe best rotgeschrokken, maar eng? Kom op, zeg! Helemaal niet. Lachen juist.

Dus toen Thomas, met wie hij zaterdags vakkenvulde bij de supermarkt, voorstelde om bij hem thuis een paar horrorfilms te kijken op een zaterdagavond als zijn ouders toch uit waren, was Ivo helemaal enthousiast. Stoer, man.

‘En dus niet van die kinderhorror,’ had Thomas nog gezegd en Ivo had gelachen en geantwoord: ‘Nee, zeg, alsjeblieft.’

Maar de dvd’s die Thomas op die zaterdagavond in de speler schoof waren heel anders dan Scream. Niks lachen. Dit waren ronduit smerige en zieke verhalen. En trouwens, hoezo verhalen? Het ging er in deze films echt alleen maar om hoe akelig en hoe goor het kon. De verhalen sloegen helemaal nergens op. De beelden waren een aaneenschakeling van kettingzaagscenes en andere wreedheden. De enige troost was dat het nogal eens nacht was, of het speelde zich af in een kelder, goed donker, zodat Ivo als hij door zijn oogharen keek eigenlijk niks zag. Maar Thomas had het geluid vol aangezet en het ijselijke gegil en alle andere geluidseffecten waren eigenlijk bijna nog erger dan wat er te zien was.

Ivo had eigenlijk na de eerste film al willen vertrekken met een smoesje, maar Thomas had natuurlijk best gemerkt dat Ivo zowat moest kotsen en hij had spottend iets gezegd over ‘watje’ en dus was Ivo blijven zitten. Maar na de tweede film kon het Ivo niet meer schelen wat Thomas van hem dacht. Dan maar een watje.

Door de aardedonkere nacht fietste hij naar huis. Zijn hart bonkte hoog in zijn keel. Hij was misselijk maar hij wilde niet afstappen om in de goot te gaan kotsen. Overal om hem heen hoorde en zag hij nog steeds de mismaakte griezels uit de films, de martelingen, het bloed dat tegen de lens spatte. ‘Geen bloed, ketchup,’ zei hij tegen zichzelf, maar dat hielp dus niet.
Hij klikte zijn versnelling in de zwaarste stand. Zijn brandende bovenbenen stampten hem in vliegende vaart over de fietspaden. Hij schrok van elk geluid, elke beweging, elke schaduw. Volgde iemand hem? Stond daar verderop iemand in de struiken?
Het koude zweet brak hem uit en hij hoopte maar dat deze nachtmerrie zou overgaan zo gauw hij thuis was.
Zijn hoofd wist best dat deze paniek onzin was, dat het maar films waren, dat het niet echt was, en dat er niks was om zo idioot bang voor te zijn, maar de walgelijke beelden uit de films hadden zich in zijn netvlies geboord en hij kon ze niet afschudden, hoe hard hij ook fietste en probeerde aan andere, vrolijke dingen te denken. En eenmaal thuis merkte hij helaas dat die beelden zich ook door de vertrouwde omgeving en de aanwezigheid van de rest van het gezin niet lieten verjagen.

‘Leuke avond?’ vroeg zijn vader en Ivo antwoordde met een kort ‘ja’. No way dat hij ging opbiechten wat het voor films waren geweest en hoe bang hij nu was. Want dan was het afgelopen met op zaterdagavond naar Thomas mogen. Ivo’s ouders hadden sowieso al vraagtekens gezet bij zijn omgang met Thomas, die uit ‘een heel ander gezin’ kwam. Nogal wiedes, had Ivo altijd gedacht als ze dat zeiden, maar nu begreep hij beter wat ze daarmee bedoelden.

En wat zou het ook helpen als hij vertelde hoe afschuwwekkend zijn zaterdagavond geweest was? Troostende of verstandige woorden konden zijn angst en die verschrikkelijke beelden niet wegnemen. Niks kon dat. Alleen misschien de tijd. Maar tot het zover was zou hij de spookbeelden op zijn netvlies moeten accepteren, en het gekrijs in zijn hoofd.

 

Het schilderij is "De Schreeuw" van de Noorse schilder Edvard Munch.