Pint had van alles gedaan – tv gekeken, wat met een computerspelletje gerommeld, gezeurd om iets te drinken – en nu was hij dan eindelijk zover dat hij zijn rekenboek open had. Morgen moest het af zijn en over een half uur moest hij al naar bed!
‘Jaaa,’ had hij verontwaardigd gezegd toen zijn moeder betekenisvol op de klok gewezen had. ‘Dat krijg ik dus nooit af!’
‘Dan had je maar eerder moeten beginnen,’ zei zijn moeder.
‘En als je er niks van snapt?’ riep Pint met overslaande stem.
‘Dan moet je nog eerder beginnen,’ antwoordde zijn moeder kalm.Nijdig schopte Pint tegen de tafelpoot en raakte bijna Felix, die daar kalmpjes zat te snorren alsof er geen klokken bestonden en alsof er niet zoiets als huiswerk was.
Felix strekte zich uit tot hij zowat twee keer zo lang was. Daarna kneep hij zijn ogen dicht en gaapte wijd. Pint kon helemaal voorbij zijn lange puntige tanden kijken, achter in zijn roze keel.
‘Luiwammes,’ zei hij, maar Felix zei natuurlijk niks terug. Sterker nog, het leek wel of hij Pint niet eens gehoord had. Hij staarde onverstoorbaar naar een punt verderop in de kamer. Pint probeerde te ontdekken waar hij naar keek, maar er was daar niks interessants. De muur, met een schilderij van schapen in de wei, en daaronder de bank, van donkerblauwe ribstof, met twee gestreepte losse kussens. Een bijzettafeltje met een glas er op. Hé. Pint sprong op. Dat was zijn fristi. Helemaal vergeten.
‘Huiswerk,’ zei zijn moeder zonder op te kijken van haar boek.
‘Ik pak alleen even mijn fristi,’ zei Pint boos.
‘Niet zo gepikeerd,’ zei zijn moeder.
‘Ge-wat?’
‘Gepikeerd. Verontwaardigd, ontstemd, beledigd, op je teentjes getrapt.’
‘Hoe kun je nou zoveel moeilijke woorden kennen?’
Zijn moeder lachte. ‘Altijd netjes mijn huiswerk gemaakt.’
‘Ha ha,’ zei Pint
Felix gaapte weer en kneep zijn ogen even dicht. Het puntje van zijn staart bewoog. Pint boog voorover en blies over zijn kop en Felix klapperde kort met zijn oren maar verder deed hij niks.
‘Wat zou hij nou denken?’ vroeg Pint.
‘Wie?’
‘Felix.’
Zijn moeder keek op. ‘Felix? Geen idee. Niks?’
Kon dat, dat je helemaal niks dacht? Pint probeerde het, staarde naar de muur tegenover hem, en dacht niks niks niks, tot zijn oog op de wijzerplaat van de klok viel. Chips! Nou was het ineens al tien over acht. Nog maar twintig minuten voor hij naar bed moest en hij was nog steeds niet aan zijn sommen begonnen.
‘Dat kan helemaal niet,’ zei hij.
‘Wat kan niet?’
‘Niks denken.’
‘En waarom kan dat niet?’
‘Probeer het maar eens,’ zei Pint. ‘Ik dacht alleen maar niks niks niks. Maar dat is ook denken!’
Zijn moeder keek op, een beetje verrast, en zei: ‘Ja. Daar heb je gelijk in.’
‘Maar Felix kan niet niks niks niks denken,’ zei Pint. ‘Want dat zijn woorden.’
‘Maar denk je dan alleen in woorden?’
Pint staarde weer voor zich uit, naar de muur, net als Felix, maar zijn hersenen joegen nu een storm door zijn hoofd heen van woorden, beelden, herinneringen, aan dingen die hier helemaal niks mee te maken hadden. Hoe kwam hij daar nu op? Was dat omdat hij probeerde uit te zoeken hoe je denkt, omdat hij wilde weten of Felix iets dacht als hij naar de muur staarde, of wanneer dan ook? Wilden zijn eigen hersenen misschien niet dat hij erachter kwam hoe het werkte? Was dat het? Kon dat wel? Eigenlijk niet, want hij was toch zeker de baas over zijn eigen hersenen? Of toch niet? Want soms deed hij dingen voordat hij er over nagedacht had. Wat was dat eigenlijk voor iets raars, denken? Waarom moest dat de hele dag doorgaan? Waarom niet alleen op school of – hij keek naar zijn rekenboek – bij het huiswerk maken?
Hij blies.
‘Veel te moeilijk,’ zei hij. ‘Alsof ik iets moet vangen wat er niet eens is! Ik krijg er hoofdpijn van.’
Hij keek opnieuw naar zijn rekenboek. Die sommen, die stelden niks voor vergeleken met dat moeilijke gedoe over denken. Sommen, dat waren gewoon regeltjes die je moest volgen en wat dingen die je uit je hoofd moest leren en dan wist je ze gewoon, zoals de tafeltjes, en dat 1+1 2 was. Daar hoefde je helemaal niet echt over na te denken, zoals over denken.
Hij lachte stilletjes bij zichzelf over die laatste gedachte en sloeg toen zijn boek en zijn schrift open, pakte zijn pen en keek op de klok. Nog een kwartier. Wat zouden zijn hersenen opkijken als hij die sommen nu toch gewoon op tijd af had!
‘Niet gedacht, hè?’ zei hij hardop.
‘Wat?’ vroeg zijn moeder, maar Pint boog zich snel over zijn schrift en zei: ‘Niks.’