Hugo had zich net lekker met cola en chips op de bank geïnstalleerd om de Wimbledonfinale te zien toen de deur opengegooid werd.
Voordat hij iets kon doen stond Aram al met de afstandsbediening in zijn hand en verschenen er snel wisselende beelden van auto’s, kerels met een hoop gouden kettingen om hun nek en enge glimmende tanden.
‘Hé,’ riep Hugo. ‘Ik zat naar het tennissen te kijken.’
‘En wij willen dit zien,’ zei Aram met een vreemde, toonloze stem. Was dat weer iets nieuws, dat je moest praten of je niet goed bij je hoofd was?
Nu pas zag Hugo dat er een meisje in de deuropening stond. Ze droeg een strak wit t-shirt waarop ‘69’ stond en een spijkerbroek met strakke pijpen waardoor haar benen net stalen buizen leken, zo akelig smal en recht waren ze.
‘Ik was hier het eerst,’ zei Hugo. Hij sprong op en liep naar Aram toe, maar Aram liet zich wijdbeens in de bank vallen met zijn hand stevig om de afstandsbediening geklemd en zei: ‘Schiet eens op, Ellis.’
Ellis ging naast Aram op de bank zitten, rechtop, met die enge regenpijpen van benen stijf naast elkaar en giechelde toen Aram zijn arm om haar schouders sloeg.
‘Mám,’ riep Hugo. Niet dat hij daar veel van verwachtte. Hier in huis kreeg Aram toch altijd zijn zin. Maar Aram keek snel naar Ellis, smeet de afstandsbediening op tafel en zei: ‘Moederskindje. Klikspaan.’
Hugo was nog niet vaak zó verbaasd geweest. Wat kregen we nou? Aram lag lui achterover. Hij zag er anders uit dan anders, maar Hugo kon niet precies zeggen wat er dan zo anders aan zijn broer was. Zijn ogen? Ja. Dat was het. Ze stonden in de slaapstand leek het wel. Nu pas viel Hugo op dat Aram ook anders rook dan anders. Hadden Aram en Ellis in een exotisch restaurant gegeten of zo?
Hoe dan ook, Hugo snaaide de afstandsbediening van tafel en schakelde terug naar het tennissen. Nu zouden Aram en Ellis wel snel opkrassen. Maar helaas, ze bleven zitten en keken mee. Na de eerste slagenwisseling zei Aram, weer met die rare vlakke stem: ‘Stom spel.’
Ellis giechelde.
‘Helemaal niet,’ zei Hugo, die zichzelf meteen wel wilde schóppen. Hij wist best dat het niets opleverde als hij met Aram ging ruziemaken, want dan kon hij de wedstrijd niet meer volgen.
‘Ellis vindt het ook een stom spel, hè, Ellis?’ zei Aram.
‘Zeker weten,’ zei Ellis loom. ‘En wat een lelijkerds.’
Hugo’s bloed begon te koken en hoewel hij zich net nog had voorgenomen niks te zeggen kon hij het nu toch niet laten.
‘Het gaat er niet over hoe ze erúítzien,’ zei hij. ‘Het gaat om hoe ze spélen.’
‘En ze spelen stóm,’ zei Aram. Hij lachte keihard en Ellis giechelde.
Over stom gesproken.
De camera zwenkte naar het publiek en liet een blonde toeschouwster zien.
‘Hoer,’ zei Aram, en Ellis giechelde weer.
En zo ging het door.
‘Vetklep,’ zei Ellis over een man met een buikje, en ‘anorexia,’ over een meisje dat er volgens Hugo heel normaal uitzag. ‘Die moesten ze doodschieten,’ kwam Aram weer, over een ballenjongen met rossig haar en sproeten.
‘Wat een hysterische bril!’ Dat was Ellis, over een vrouw met een zonnebril. En toen: ‘Muts,’ over een lineswoman, een soort lijnrechter, in een belachelijk jasje.
‘Dat moeten ze nou eenmaal aan,’ zei Hugo, die zich niet langer kon inhouden. Het plezier in de wedstrijd was toch allang verdwenen. ‘Het is Wimbledon.’
‘Achterlijk gedoe,’ zei Ellis loom.
En toen was de wedstrijd ineens afgelopen. Zonder iets te zeggen graaide Aram de afstandsbediening uit Hugo’s hand en schakelde weer naar een muziekzender.
Hugo bleef zitten, zijn armen stijf over elkaar, en zei ‘pooier,’ toen er een kerel in een glanzend pak voorbijkwam, en meteen daarop ‘slet’ over een halfnaakte vrouw.
Ellis giechelde nog maar eens, maar Aram zei niks. Zijn ogen waren dicht en hij had een dom lachje op zijn lippen.
Wat was hier aan de hand? Hugo begreep er helemaal niks van. Het leek wel of die jongen Aram niet was. En dan die vreemde kruidige geur die om Ellis en Aram heen hing.
Hier zat een luchtje aan, letterlijk en figuurlijk, maar Hugo wilde niet vragen wat er met ze was. Daar kwam hij nog wel achter. Zeker weten.