Het was vrijdagmiddag. Weekend. Grijze mist, zo dik en zwaar als havermoutse pap, drukte tegen het raam en Pia, Josien en Sandra hingen met zijn drieën op de bank voor de tv en keken naar videoclips op TMF.
Pia’s oma zat aan tafel en las de krant terwijl ze wachtte op Pia’s moeder die in de keuken haar boodschappenlijstje aan het maken was. Ze deden altijd samen boodschappen op vrijdagmiddag.
Sandra had liever een dvd willen opzetten. Pia had er hartstikke veel. Shrek. Ice Age. Mr. Bean, Rat Race. Maar Pia had gezegd dat ze die films altijd nog konden zien.
‘En die videoclips niet zeker?’ zei Sandra. Alsof die muziekzenders niet de hele dag door honderd keer hetzelfde uitzonden! Maar ze had direct spijt van haar woorden want Pia snauwde: ‘Die clips komen op tv, die kan je niet opzetten als je er zin in hebt,’ en Josien snibde er achteraan. ‘Precies. Dat kan dus niet.’
Sandra had haar mond maar gehouden. Want wat als Pia en Josien ineens weer besloten dat zij te suf was om bij hun clubje te horen? Dan was ze helemaal alleen. Dus keek ze mee naar de knipperende beelden die als vuurwerk over het scherm flitsten. Kleur, geluid en beweging spatten de kamer in, samen met jongens en meisjes die dansten, soepel als elastiek. Er kwam een halfblote jongen in beeld, gespierd en zo glad en glimmend als een edelsteen.
Pia wierp een schuin oog op haar oma en fluisterde: ‘Die is lekkerrr!’ en natuurlijk bauwde Josien haar na: ‘Ja. Lekkerrr.’
Sandra giechelde. Als Pia ineens niet meer zou kunnen praten dan had Josien een groot probleem want dan wist ze niks meer te zeggen.
Pia draaide haar hoofd scherp naar haar om en siste: ‘En als je dat niet vindt, dan ben je toevallig wel een kinderachtig schaap.’
‘Ja, hij is hartstikke lekker,’ zei Josien keihard, zodat Pia in elkaar kromp, haar ogen op haar oma.
Pia’s oma keek op. ‘Wát is hij?’ vroeg ze en Josien herhaalde onnozel: ‘Lekker.’
Sandra moest stiekem lachen om het gezicht dat Pia trok. Hoop schoot als een zonnestraaltje door Sandra heen. Misschien was Josien straks eens een keer de klos. Misschien werd Josien straks eens een poosje buitengesloten, en niet zij.
Op het scherm kronkelde een meisje op de schoot van de jongen. Ze kromde haar rug als een hoepel en trok er een gezicht bij alsof het zeer deed.
‘Lekker?’ zei Pia’s oma met opgetrokken wenkbrauwen. ‘Zo ziet het er anders niet uit. Dat arme kind heeft kramp of zo.’
‘Die jóngen is lekker!’ zei Josien ongeduldig. ‘Dat vindt iedereen.’
Pia’s oma keek even mee en lachte. ‘Dat vindt hij zelf ook nogal, als ik het zo zie.’
Sandra keek naar de popzanger die inmiddels al weer andere kleren aan had en met andere meisjes aan het flikflooien was. Nu ze goed keek zag ze wel dat Pia’s oma gelijk had. Die gozer vond duidelijk dat hij het wel heel erg met zichzelf getroffen had. Hij keek een beetje alsof hij het zelf ook niet helemaal kon geloven dat hij dit geflikt had, dat hij in een videoclip zat met allemaal meisjes om hem heen.
Ze moest ineens lachen en Pia’s oma knipoogde naar haar. ‘Ik ben blij dat jij het ook ziet,’ zei ze, en Sandra’s zonnestraaltje werd gesmoord nog voordat het echt had kunnen doorbreken, want Pia’s gezicht stond ineens op onweer.
Pia’s moeder stak haar hoofd om de hoek van de deur en zei: ‘Ma, ik ben zover.’ Samen gingen ze de deur uit. De oma van Pia gaf nog een jolige zwaai. ‘Dag dames.’
Sandra durfde bijna niet naar Pia te kijken. Haar lippen waren dun en haar ogen spleetjes.
‘Heilig boontje,’ siste ze tegen Sandra.
‘Ja,’ herhaalde Josien. ‘Heilig boontje.’
En daarna zeiden ze niks meer tegen Sandra en fluisterden en giechelden ze alleen nog met elkaar, tot Sandra opstond en zei: ‘Ik moet naar huis.’
‘Ja, daag,’ zei Pia. Josien blaatte ook nog ‘daaag’, natuurlijk. Die stomme bergecho.
‘Dag,’ zei Sandra gesmoord. Ze wilde niet janken, ook al wist ze dat het nu weer afwachten was wanneer Pia en Josien haar weer als vriendin wilden.
De vorige keer had het meer dan twee weken geduurd voor ze weer iets tegen haar zeiden.
Buiten leek de mist nog dikker dan eerst. Ze zag geen steek. Het enige wat ze duidelijk zag was dat ze gek was dat ze nog met die twee trutten op wilde trekken. Maar ja, wat moest ze dan? Pia en Josien waren haar vriendinnen. Zonder die twee had ze niemand.
Maar een klein stemmetje drong zich door de mist heen en bleef haar de hele weg naar huis vragen of het niet beter was om geen vriendinnen te hebben dan vriendinnen als Pia en Josien.