Het journaal begon met het ernstige gezicht van de presentatrice. En geen wonder. Een heftige aardbeving. Puin, bloed, stof, tranen. Een witte arm die onder een ingestort gebouw uitstak. Mensen die wanhopig sjorden aan brokken steen.Ella keek op van haar boek. ‘Waar is dat? Ver weg?’ vroeg ze ongerust en hoopvol tegelijk.
‘Ja,’ zei Ben. Hij had net gemist waar die ramp was gebeurd, maar de stoffige omgeving en het armoedige uiterlijk van de mensen vertelden hem dat het niet in Nederland was. Ook niet ergens in de buurt.
‘Gelukkig,’ zei Ella.
’Gelukkig?’ hijgde Bens moeder. Ze zat op haar knieën gemorst cement van de keukenvloer te bikken. Nou ja, keukenvloer. Misschien dat het dat nog ooit werd. Voorlopig was hun halve huis nog een bouwval en al wekenlang schuilde alles wat er van de keuken over was, namelijk de koelkast en de magnetron, in een hoek van de woonkamer, samen met de twee banken, de salontafel en de televisie.
Ben kon zich nu niet meer voorstellen dat hij anderhalve maand geleden gejuichd had toen zijn ouders aankondigden dat het een poosje heel veel pizza-eten zou worden. De pizza’s kwamen hem onderhand zijn strot uit. En de rotzooi in huis en die dikke laag stof die alles bedekte ook. Ben was het spuugzat.
Zijn moeder schoof Ella’s tas met balletspullen een eindje weg en zei: ‘Ella, ruim die zooi eens op.’
‘Doe ik straks wel.’ Ella zette het geluid van een luid jammerende vrouw zachter en kroop weer in in de kussens van de bank waar ze het liefst zat te lezen en die nu in een groot laken gehuld was, tegen het stof.
‘Nee, nu! Je ziet toch dat ik hier bezig ben?’
‘Ik zit naar het journaal te kijken,’ zei Ella. Ze legde haar boek dicht op haar schoot en staarde naar de televisie. Het ging nog steeds over die aardbeving. Honderden doden, duizenden gewonden.
‘Minder dan bij die tsunami,’ zei ze.
‘Nou, zeg!’ zei Ben, maar Ella haalde haar schouders op en zei: ‘Het is toch zo?’
‘Schiet eens op, Ella!’
Ella zuchtte overdreven, stond op, porde Ben, die op een kussen voor de televisie zat en naar de ellende daar ver weg staarde, in zijn rug en zei: ‘En blijf van die bank af. Dat is mijn plek!’
Ze schoof haar tas met haar voet een eindje verderop.
‘Nee, ópruimen! Het is hier al rommelig genoeg.’
‘Dat is toch niet mijn schuld?’ snibde Ella.
‘We doen dit anders ook voor jullie.’
Ella snoof en sjorde haar tas op haar schouder. ‘Ik heb niet om een uitbouw en een nieuwe keuken gevraagd.’
‘Als het straks klaar is praat je wel anders.’
‘Helemaal niet! En hoezo ‘klaar’? Ik zie het nog niet gebeuren.’
‘Ruim die spullen op en hou je mond. Kijk liever naar die arme tobbers daar,’ zijn moeder bewoog haar hoofd naar de tv. ‘Dat is wel even wat anders op de schaal van ellende.’
Ben had zijn ogen nog niet kunnen losrukken van de televisiebeelden. Huilende mensen met dode baby’s in hun armen. Bloed op de stoffige straten. Alles weg. In puin.
Hij keek om zich heen. Het leek wel een beetje op hun woonkamer, eerlijk gezegd. Maar dat was maar op het eerste gezicht. Hij zou over een paar weken in een prachtige nieuwe grote woonkeuken eten, drie keer per dag. En tot die tijd kwam hij niks te kort. Niet echt. Een paar vitaminen misschien. Maar wat waren nou een paar vitaminen? Dat haalde hij wel weer in. Weer keek hij naar de mensen die daar zo ver weg woonden en helemaal niks hadden, behalve dood en ellende. Hun hele leven lag in puin en dat was toch wel even wat anders dan een paar weken stofhappen.
Gelukkig maar dat het daar was, en niet hier.
‘Mag ik een hotdog?’ vroeg hij, en zijn moeder kwam kreunend overeind, zette haar handen in haar rug en zei: ‘Best. Maak er voor mij ook maar eentje warm.’