De buitenlucht leek wel een sjaal die te lang in een vochtige muffe kast gehangen had en toen Pint bijna thuis was begon het te miezeren. Zo’n waasje onzichtbare regen waar je evengoed drijfnat van werd. Niet dat het hem iets kon schelen. Vandaag niet. Hij had zijn proefwerk aardrijkskunde steengoed gemaakt, dat wist hij zeker. Zijn dag kon niet meer stuk, ook al had Bram hem naderhand kwaad aangekeken en gemopperd dat Pint zijn arm wel heel erg onhandig om zijn antwoordvel had gelegd. Hij had niks kunnen zien. En gisteren bij geschiedenis ook al. En bij rekenen, maandag.‘O,’ had Pint gezegd. ‘Sorry.’
Maar daar meende hij niks van. Het was nou al de zoveelste keer dat Bram gewoon geen moer had gedaan. Pint begon er van te balen dat hij altijd wilde afkijken en steeds dezelfde hoge punten scoorde. Hij had eigenlijk helemaal geen zin meer om voor twee te leren.
Thuis stond zijn moeder hem op te wachten, met haar armen over elkaar, een frons tussen haar wenkbrauwen en een voet die ongedurig op de tegelvloer tikte.
‘Ik moet eens even een hartig woordje met jou spreken, jongeman,’ zei ze. ‘De moeder van Bram belde me daarnet.’
‘Boei-end,’ zei Pint. Hij schopte zijn schoenen uit en wilde gaan vertellen over zijn proefwerk, maar zijn moeder zei: ‘Ik zou die brutale mond maar gauw dichthouden.’
Ze hield hem een pakje sigaretten voor, met de grote witte sticker met daarop in vette zwarte letters Roken is dodelijk naar hem toe.
‘Hoe kom je hieraan?’
‘Dat is niet van mij.’
‘O, nee? En hoe komt het dan in jouw sporttas?’
‘Weet ik veel,’ zei Pint.
‘De moeder van Bram heeft bij Bram ook sigaretten gevonden. En Bram heeft opgebiecht dat hij ze van jou gekregen heeft.’
Pint begreep er helemaal niks van. Hoe kwamen er nou sigaretten in zijn sporttas? En hoe kwam Bram er bij om zoiets te zeggen?
‘Die zijn niet van mij,’ herhaalde hij, maar zijn moeder herhaalde haar woorden ook: ‘Hoe kom je er aan? Steel je?’
‘NEE,’ schreeuwde Pint. ‘Ze ZIJN niet van mij! Luister dan eens een keer!’
Zijn moeders lippen werden een dunne streep en haar woorden waren een klap in zijn gezicht.
‘Naar je kamer. En je komt er niet uit tot ik het zeg.’
Pint stormde de trap op en sloeg de deur met een klap achter zich dicht. Hij dook op zijn bed en stompte woest in zijn kussen, dat er ook niks aan kon doen, en slingerde het tegen de muur. Het vloog rakelings langs zijn wekker, die wankelde maar nog net bleef staan.
‘Die sigaretten zijn niet van mij!’
De woorden stuiterden machteloos in zijn kamer rond. Er kwam niemand naar boven om te troosten, te zeggen dat het allemaal een verschrikkelijke vergissing was.
Pint schopte tegen zijn bureaustoel en schampte met zijn scheenbeen langs een metalen poot.
‘Au.’
Hij schopte nog eens, voorzichtiger nu. Daarna sprong hij van zijn bed en opende de deur op een kier.
‘Ik weet dus echt niet hoe die sigaretten in mijn tas kwamen,’ riep hij naar beneden, maar er kwam geen antwoord.
Hij pakte zijn gameboy en ging weer op zijn bed liggen. Woest duwde hij op de knopjes en probeerde Harry Potter door een potje Zwerkbal heen te jagen, maar hij kon zijn hoofd er niet bijhouden.
Hoe kwam die stomme rot-Bram toch op het idee om te zeggen dat hij sigaretten van Pint gekregen had?
En zijn moeder! Hoe kon ze toch denken dat Pint sigaretten stal?
Pint voelde zich ineens een beetje misselijk. Hij legde zijn gameboy weg. Nog geen tien minuten geleden dacht hij dat zijn dag niet meer stuk kon. Nu was er ineens veel meer stuk dan alleen deze dag en hij was er helemaal niet zo zeker van dat al die dingen ooit weer gerepareerd zouden kunnen worden.