Lou Keune is op 24-2-38 in Houthem (nu onderdeel van de gemeente Valkenburg a/d Geul) geboren. Hij doorliep de middelbare school in Maastricht en startte in 1956 te Tilburg met de studie economie. In 1961 studeerde hij af, waarna hij in 1962 aan de slag ging op de Katholieke Hogeschool Tilburg (ontwikkelingsvraagstukken). Hij trouwde met Wil van Helvoirt (ze hebben nu 4 kinderen en 7 kleinkinderen) en ging werken bij een VN-team in Colombia, in een programma voor community development. In 1965 promoveerde hij met dat programma als onderwerp. Zijn loopbaan lang bleef hij in dienst van de hogeschool, later Universiteit van Tilburg. Hij was nauw betrokken bij projecten in Nicaragua en bevrijdingsbewegingen in El Salvador, was medeoprichter van een masteropleiding in Costa Rica. Ook in Nederland zette hij zich in voor diverse bewegingen en projecten zoals de Wereldraad van Kerken en Derde Wereld Beweging. Verder was hij medeoprichter van Vóór de Verandering – Alternatieven voor het Neoliberalisme (zie www.globalternatives.nl) en het Platform Duurzame en Solidaire Economie waarvan hij coördinator is (zie www.PlatformDSE.org).
Ondanks zijn pensionering is hij nog steeds verbonden aan de UvT.
Lou Keune
GESPREK MET LOU KEUNE
Met enige ironie in zijn stem vertelt hij dat hij corpslid was, zelfs eresenator van Olof. Toen al was hij (politiek) actief.
Na zijn studie werkte hij drie jaar als wetenschapper in Colombia, van 1962 tot 1965, en deed daar onderzoek. Hij was als lid van een VN-team verbonden aan het nationale programma voor community development. Hij was vooral betrokken bij onderzoek voor en over het programma, en bij het opzetten van speciale projecten op regionaal niveau. Hij werkte samen met en kende Gustavo Perez, Houtart en Vekemans (werkte in Chili), allemaal priesters.
Daar stelde hij vast dat in Latijns-Amerika al voor 1965 veel meer beweging, sociale beweging, was dan hier. De discussies op de universiteiten gingen verder, de rol van religie werd besproken, en de maatschappelijke functie van de universiteit.
Zijn verblijfsvergunning werd na drie jaar niet verlengd. De Colombiaanse regering wilde niet dat Keune bleef. Hij kreeg geen contractverlenging. De Nederlandse ambassadeur deelde hem dat mee. Omdat hij contact had gehad met Torres en geëngageerde studenten.
Camilo Torres
Later ondersteunde hij het uitnodigen voor lezingen van bekende linkse sprekers naar Tilburg zoals André Gunder Frank. Op mijn vraag waarom de studentenbeweging juist zo sterk was in Tilburg, dat kon niet afhangen van het toeval, meende ik, antwoordde Lou Keune: ‘Omdat er juist hier mensen waren die actief waren, zoals Paul Jansma en Dick de Graaf .’
Andere factoren waren: een aantal studenten uit Tilburg was naar Parijs geweest in mei 1968 en maakte de Meirevolutie mee. Onder hen Arnold Godefroy, broer van Frans Godfroy en nu hoogleraar in Nijmegen. Ook Tinie Akkermans, momenteel verbonden aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. ‘Er werd veel over de noodzaak van studentenacties gesproken in die tijd. Er werd gezegd dat er meer mogelijk was dan alleen maar discussiëren en tentoonstellingen organiseren. In Tilburg waren – bij toeval – actieve studenten: het blijven altijd individuen die het doen.’
Verder: de situatie in ontwikkelingslanden was van grote invloed. ‘In Colombia werd de universiteit in 1962 al bezet. De studentenbeweging is in Latijns-Amerika begonnen.’ Ook de muziek speelde een rol. Syncopische muziek. Muzikanten en dichters zoals Bob Dylan.
En het katholieke karakter dan van de onderwijsinstelling en de katholieke achtergrond van de studenten? Het waren voornamelijk katholieke jongeren die hier studeerden.
Zeker. Lou Keune is van opvatting dat het veranderende denken in de katholieke kerk dat al in de jaren vijftig begon, van grote invloed is geweest op het denken van de studenten en hun actiebereidheid. ‘De katholieke bewustwording heeft een belangrijke rol gespeeld.’ Hij kent heel wat studenten die van huis katholiek waren en later actief werden in de linkse studentenbeweging. Hij noemt ze ‘studenten van de katholieke vrijmaking’.
Maar: het studentenverzet begon in Latijns-Amerika, zoals ook het veranderde katholieke denken daar begon. ‘De studentenrevoluties in Europa ontstonden onder invloed van ontwikkelingen in ontwikkelingslanden. De studenten in Zuid-Amerika hebben veel grotere beslissingsbevoegdheden dan die in Europa. Die zijn ook wettelijk vastgelegd.’
Sit-in in foyer van gebouw A
In ontwikkelingslanden bestonden onafhankelijkheidsbewegingen. ‘Dat had zijn invloed op missionarissenopleidingen. Ze gingen zich vragen stellen als: wat zijn we daarginds aan het doen? Heidendom kon niet langer zomaar verketterd worden. De term heidendom werd afgeschaft en de vraag werd gesteld waarin het christendom zich van andere culturen onderscheidde. Bij individuele, aan te wijzen studenten had die zelfkritiek invloed, zoals bij Cees Heemskerk en Dick de Graaf. Er werden discussies aan deze onderwerpen gewijd. Er werd nagedacht over autoriteit, macht, gevestigde waarden, superioriteit.
Het katholieke denken onderging een verandering: het was niet meer mogelijk om de zwarten en de Indianen als heidenen te bestempelen en het heidendom te veroordelen. Men begon te beseffen dat het opleggen aan hen van westerse normen en waarden zoals dat in de vroegere missie gebeurde, niet langer vanzelfsprekend was.
Er ontstond een nieuwe godsdienstbeleving. In Latijns-Amerika kwamen spirituele bewegingen op gang. Er werd gediscussieerd over de maatschappelijke taak van de kerk.
Ook ontwikkelde zich een kritische houding tegenover wereldhandelsconferenties.
In ontwikkelingslanden stonden mensen op die respect afdwongen, zoals Gandhi en Luthuli .’
We komen terug op de katholieke achtergrond van vele studenten. Die was evident. En van invloed op hun denken en houding. ‘Nogal wat actieve studenten hadden een seminarieopleiding.’ Als voorbeeld noemt hij John Peters. ‘Op een moment examineerde ik met De Moor een student die altijd een kritische houding had aangenomen. Op het CV van de student stond vermeld dat hij het seminarie had gedaan. De Moor keek mij aan en vroeg: “Dan heb jij het seminarie zeker ook gedaan?” Het seminarie werd synoniem voor kritisch.’
In het klooster van Koningshoeven gaf in de jaren vijftig een pater Christianus les aan bijbelgroepen. ‘Die pater heeft heel veel studenten geholpen om rust te krijgen in hun denken over dogma’s en seksualiteit. “Ga-de gij ook naar pater Christiaan?” Dat werd op een afkeurende toon gevraagd.’ Blijkbaar was pater Christianus te vooruitstrevend voor die tijd.
Ter illustratie van een andere, behoudende kant van het katholieke geloof in die tijd krijg ik uitleg over twee vormen van praktische theologie. De Kruisjestheologie, erg “populair" in Colombia: hoe meer kruisen (leed) iemand in zijn leven krijgt opgelegd, des te meer goud kent zijn zetel later in de hemel. En de Gordeltheologie, zeer bekend in Nederland: wanneer de partners niet getrouwd waren, was vrijen boven de gordel nog enigszins toegestaan. Wie afdaalde tot onder de gordel, beging een doodzonde.
Daar stelden de studenten iets heel anders tegenover. Een studentenvereniging heette Sexpol en die onderzocht de samenhangen tussen seksualiteit en politiek. Ze organiseerde ook een tentoonstelling met naaktfoto’s in het universiteitsgebouw. Er ontstond een schandaal toen een schilderij van een masturberende man werd verboden.
Keune heeft oog voor de historische wortels van maatschappelijke veranderingen. ‘De mentaliteit die een aanzet gaf tot de veranderingen van de jaren zestig, werd al gevormd in de jaren vijftig. De jaren zestig zijn in de jaren vijftig begonnen. Gevestigde waarden veranderden en de invloed van de jaren vijftig werkte door in de manier van leven en het politieke denken.’ Een goed boek over de jaren ’50 en ’60 is volgens Keune Nieuw Babylon in aanbouw, van James Kennedy, uit 1995. Een ander boek waar informatie over dit onderwerp gevonden kan worden, is Nozems op de heuvel, tieners in de soos, van Mark van den Heuvel, uit 1993. Naar aanleiding van dat laatste boek zegt hij: ‘Een Tilburgse arbeider, Kees de Jonge, ik schreef een boek over hem, verklaarde dat de Tweede Wereldoorlog een verandering in het denken bij katholieken veroorzaakte. Wat nooit mocht, was in de oorlog niet strafbaar, zoals liegen, doden en stelen. De mensen kwamen in aanraking met zwarte soldaten, andere muziek zoals jazz en zagen hoe vrij de Amerikaanse soldaten met de meisjes omgingen.’
Hoe denkt hij over verschillende personen die een rol speelden in de jaren dat de linkse studentenbeweging tegen onder andere hiërarchische verhoudingen en autoritair optreden rebelleerde.
‘Scheffer, rector magnificus in de tijd van de bezetting, was van opvatting dat de situatie aan de universiteiten veranderd moest worden. Hij stond niet vijandig tegenover de studentenbeweging en de gevolgen daarvan, eerder sympathiek. Het bestuur van universiteiten was nog niet gepolitiseerd. Er werd nog niet met achterbakse middelen gewerkt, zoals later De Moor deed.
Studentenvergadering in aula tijdens bezetting
Je moet niet vergeten dat de curatoren en sommige senatoren het gevoel hadden, en terecht, dat de grondvesten van de samenleving ter discussie stonden, de overtuigingen en belangen van hen en van de universiteit werden tot in de wortels bedreigd. Er was een collega die zei: “Maar Lou, als dit doorgaat, moet ik opnieuw gaan studeren.”
Het studentenverzet en alles eromheen had romantische kanten, maar er zat ook ontluistering aan vast, bedreiging van eigen positie en beschadiging van de eigen carrière. Als ik studenten hierover spreek, benadruk ik dat laatste ook. Het kan voor hen problemen opleveren.’
De Kritische Sociale Faculteit werd opgericht. De Sociale Faculteit werd meerdere keren bezet. Naar aanleiding daarvan werd Keune berispt. Hij werd als de aanstichter gezien, en dit op basis van de informatie van een BVD-informant.
Er waren in die tijd vier strafmaatregelen mogelijk: berisping, ernstige berisping, schorsing, ontslag. Het werd berisping.
Keune praat verder over Scheffer. ‘Die was fel tegen inzet van de politie bij de bezetting. Hij steunde ook mij in mijn wens niet in rok maar in gewoon kostuum te promoveren. Ik was de eerste.
De Moor was anders dan Scheffer. Hij was helemaal georiënteerd op de Verenigde Staten en op structuren zoals onderzocht en beschreven door de sociologen daar. Hij diende, maar dat jaren later, een klacht in bij het College van Bestuur van de KHT, omdat Keune groepjes studenten begeleidde en kleine vergaderingen voorzat waarin op een kritische manier gediscussieerd werd. Die discussies leidden tot een bezetting van de Sociale Faculteit en dat werd Keune aangerekend.
Op nog een andere manier toonde De Moor zijn slinkse karakter. Er werd bij de post(afhandeling) een werknemer geposteerd die de post doornam die bij de KHT werd afgeleverd. Die werknemer handelde in opdracht van of in elk geval met medeweten van De Moor en Keune ontdekte dat ook zijn post werd geopend en gelezen. Wellicht dat ook informatie die hierdoor ingewonnen werd, leidde tot de aanklacht. Overigens, en dat was wonderlijk, werd bij het indienen van de aanklacht helemaal geen formele weg bewandeld, geen procedure gevolgd. Er werd volgens willekeur te werk gegaan. Iedereen kon aanklachten indienen.
Keune weet dat ook de BVD betrokken was bij deze schending van het briefgeheim. In elk geval recruteerde de BVD studenten om voor haar te werken (iemand die de studie gestopt was, solliciteerde bij Binnenlandse Zaken, die werd aangenomen op voorwaarde dat hij de studie hervatte en informant werd voor de BVD. ‘Er liepen bij de onlusten rond de Sociale Faculteit studenten met fototoestellen rond die de groepjes vergaderende studenten door de ramen heen fotografeerden. Wellicht ook in opdracht van de BVD. Die kreeg ook vrije toegang tot de studentendossiers. De Moor was hiervan op de hoogte. Uiteindelijk weerde een collega binnen een besloten bijeenkomst van de Hogeschoolraad de BVD. Hij kaartte de zaak aan en kreeg gedaan dat het ophield.’
De geschiedenis herhaalt zich steeds. Zo had Keune in Colombia te maken met infiltraties van de CIA in het werk van hem en zijn directe collega’s. Dergelijke op sociale onderzoekers gerichte infiltraties kwamen in meer Latijns-Amerikaanse landen voor. Die CIA campagne heette Operaciön Simpatico. Zij komt ook voor in het boek van Chomsky over De Nieuwe Mandarijnen.
Tot de vijf, zes progressieve hoogleraren hoorde ook professor Arntz, hoogleraar filosofie aan de Sociologische Faculteit. ‘Hij voorzag de onlusten en bezetting van een ethische, sociale en filosofische onderbouwing en daardoor van een legitimatie. Hij lichtte toe waarom er een noodzaak tot verandering bestond. Hij analyseerde beweegredenen en gebeurtenissen zonder ze direct af te keuren. Dat werd hem niet in dank afgenomen.’
Keune ontmoette een keer professor Arntz op de Westermarkt in Tilburg. Arntz huilde, uit verdriet dat hij door de andere hoogleraren was uitgesloten, door de grote meerderheid. Hij werd niet meer uitgenodigd voor feesten of andere sociale gelegenheden.
Daniel Ben Cohndit – Rooie Danny – Kreeg later eredoctoraat van UvT
Arntz werd overigens niet automatisch door alle studenten gewaardeerd. Er waren ook radicale studenten en studenten die met drugs experimenteerden en in communes leefden en die Arntz weinig achting toedroegen.
Andere hoogleraren met vooruitstrevende ideeën waren Stouthart, Alting von Geuseau, Van den Eerenbeemt en Plattel. Ook Plattel werd uitgesloten door andere hoogleraren. Hij besteedde in zijn colleges aandacht aan sociale filosofie en politieke economie en dat werd gezien als een daad van rebellie. Later zou hij uittreden en trouwen.
‘Van Boven was een hiërarchisch denkend iemand uit een oud ondernemersgeslacht in Breda.’
Ons gesprek eindigt met een anekdote. ‘Na afloop van de bezetting zaten de studentenleiders, senatoren, het curatorium en wetenschappelijk personeel bij elkaar in de professorenkamer op de eerste verdieping. Ze dronken een kop koffie met elkaar. Een curator die een directiefunctie had bij de Shell, vroeg mij om de namen van de studentenleiders. Hij stelde voor dat ze na hun studie zouden solliciteren bij de Shell. Deze onderneming kon mensen met leiderscapaciteiten wel gebruiken.’
GESPREK MET LOU KEUNE PER TELEFOON OP 29 SEPTEMBER 2008
Wim Boerboom vertelde dat de bevrijdingstheologie van na 1969 was. Ik belde Keune en vroeg of dat juist was. En of hij met Camilo Torres* in Colombia in de gevangenis heeft gezeten. Boerboom wist daar niet het fijne van.
Het klopte niet dat hij met Camilo Torres in Colombia in de gevangenis zat. Misschien is er verwarring met een andere anekdote. Op een dag was er een grote demonstratie in het centrum van Bogotá, vlak bij het ministerie waar Keune zijn kantoor had. Inquietudes was een van de organisatoren. Die demonstratie was fel anti-VS vanwege de vele VS interventies in Colombia, Guatemala, Dom. Republiek, Cuba, Brazilië et cetera. Nu zag Keune er erg Amerikaans uit. Demonstranten dachten dat hij een VS spion was en begonnen hem aan te vallen. Keune werd gered door een patrouille van de militaire politie (sic) die hem in hun jeep trokken en naar huis brachten.
Hij leerde Torres persoonlijk kennen in Bogotá, toen hij daar verbleef.
Torres studeerde sociologie in Leuven, eind jaren vijftig. Hij woonde daar in een studentenhuis. Er werd in die tijd al volop gediscussieerd over allerlei onderwerpen zoals de Derde Wereld. Vanuit Leuven waren er contacten met Nederland, ook met Tilburg. Ook bestond in Nederland een progressieve beweging die contact had met Latino’s via het huis in Leuven waar Torres verbleef. Dat contact verliep o.a. via Pro Mundi Vita.
In die tijd werden er artikelen geschreven over de kerk in Colombia. Keune schreef zelf een lemma voor een katholieke encyclopedie over ‘revolutie’.
Een priester, Keune dacht dat hij Den Hollander heette, schreef een artikel over spirituele bewegingen in Zuid-Amerika en toonde aan hoe christelijke, Afrikaanse en Indiaanse elementen met elkaar verbonden waren en in beweging kwamen.
Francois Houtart, een persoonlijke vriend van Camilo Torres, richtte in 1956 in Brussel het Centre de recherches socio-religieuses op, waarvan hij directeur werd. Keune heeft daar stage gelopen. In de jaren zeventig richtte Houtart aan de universiteit van Louvain-la-Neuve het Centre Tricontinental op. Houtart is nog steeds zeer actief in o.a. het World Social Forum en in het World Forum for Alternatives. Keune heeft nog steeds contact met hem.
Maria Cristina Salazar (afkomstig uit een familie van grootgrondbezitters) was hoogleraar aan de Nationale Universiteit van Colombia, en ook (net als Keune ) lid van Inquietudes, een beweging van vooral jonge kerk- en maatschappijkritische activisten. Camilo Torres was de stuwende kracht van Inquietudes. Keune was o.a. lid van de redactie van het blad van Inquietudes.
In 1967 of 1968 vertaalde een journalist de teksten van Camilo Torres in het Nederlands.
De theologie van de bevrijding had aanhang in de studentenbeweging Metanoia die verbonden was de Tilburgse Maranatha Parochie, de studentenparochie. Metanoia betekent omkering en is afgeleid van wat Saulus overkwam: werd getroffen door bliksemschicht en werd Paulus en christen. Veel van de studenten uit die beweging zag Keune terug bij de bezetting en de discussies die daaraan voorafgingen.
Na 1969 werd op de Hogeschool de tuchtraad ingesteld
Er werd ook gediscussieerd door studenten bij Keune thuis.
Gediscussieerd werd over de typische katholieke elementen van Latijns Amerika zoals het onderscheid tussen volkskerk en officiële kerk, het onderscheid dat Johannes XXIII ook maakte. Die uitte ook veel kritiek op de katholieke kerk. Net als Helder Camara die wees op de institutionele tekortkomingen van het kerkelijke apparaat.
_____________________________________________________________________
1)Torres, een katholieke priester, was een wegvoorbereider van de bevrijdingstheologie en lid van de ELN (Ejército de Liberación Nacional (ELN), een guerillabeweging. Hij probeerde marxisme en katholicisme met elkaar te verbinden. Hij werd gedood (in 1966) bij zijn eerste actie voor de ELN, bij het leggen van een hinderlaag voor een militaire patrouille.
2)Studentenleider in Tilburg. Voorzitter van de ATSO (Algemene Studenten Organisatie Tilburg) en in die hoedanigheid leider van de bezetting van de Katholieke Hogeschool Tilburg van 29 april tot en met 7 mei 1969. Hij was docent aan de sociale academie De Horst te Driebergen. Hij overleed op 5 februari 2008.
3)Linkse student die op 6 mei 1969 samen met Paul Jansma een gesprek had met de minister van onderwijs Veringa.
4)Een zwarte leider in Zuid-Afrika.
5)Klooster van de Trappisten in Berkel-Enschot, vlak bij Tilburg.
6)BVD: Buitenlandse Veiligheids Dienst, de tegenwoordige AIVD: de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. Dit is een Nederlandse geheime dienst die zowel verantwoordelijk is voor de binnenlandse veiligheid, als voor het vergaren van inlichtingen uit het buitenland.
7)Mr. Paul van Boven, (1913-1997). President-curator en werkgeversvoorzitter. Had eind jaren zestig een groot aandeel in de fusie van de katholieke en de protestants-christelijke centrale werkgeversorganisaties en in de vorming van het Nederlands Christelijk Werkgeversverbond (NCW). Na een deugdelijke katholieke opvoeding – onder andere aan het Bisschoppelijke College in Roermond – deed hij rechten in Nijmegen. Het katholieke geloof heeft Van Boven de rest van zijn leven uitgedragen.