Geplaatst

Het is een merkwaardige ervaring. Ik weet niet waarom ik altijd gedacht heb dat een huis-aan-huisblad journalistiek objectief is. Waarschijnlijk heb ik nooit aanleiding gevonden om me over het tegendeel te verwonderen. Lezing van De Tilburgse Koerier (en soms van Het Brabants Dagblad) wekte daarom de laatste tijd een merkwaardig gevoel bij me op. Hadden de LST en Hans Smolders de voorpagina opgekocht als advertentieruimte? Heeft Aldert van der Burg naast zijn hoofdredacteurschap van De Tilburgse Koerier een tweede baan als advocaat van Smolders en de LST? Waarom werd veel van wat Vreeman deed, verguisd en werd hij stelselmatig aan het kruis genageld?

Ook in De Tilburgse Koerier van donderdag 22 oktober is het weer raak. De Koerier opent op de voorpagina met een artikel over Smolders. De titel luidt HANS SMOLDERS ONTKENT CORRUPTIE. Alleen Smolders wordt aan het woord gelaten, elke negatieve uitlating over deze politicus die beweert geen politicus te willen zijn wordt zorgvuldig achterwege gelaten, twijfel aan verklaringen van Smolders wordt niet uitgesproken, de beschuldigingen van Smolders aan het adres van burgemeester worden breeduit geciteerd. Hier is een advocaat aan het werk.

Ook het redactionele commentaar is aan Smolders gewijd. En eindelijk wordt er ook iets over mij geschreven. Aldert van der Burg schreef: ‘Ook de redactie van Cultureel Café Carré is het opgevallen dat ver­dachtmakingen, het op de man spelen en stoten onder de gordel in de gemeenteraad eerder regel dan uitzondering zijn. ‘Tilburg heeft behoefte aan een nieuwe politieke ethiek. Het respect moet terug in de raad. Respect voor elkaar, maar ook respect voor de kiezers,’ roepen Toine van Corven, Frank van Pamelen, Hans van Vugt en Jasper Mikkers in een ‘pamflet tegen verziekte politiek’. Ze pre­senteren dit aanstaande zondag in Zaal 16. Geen onaardige actie, dacht ik. Maar wat schetst mijn verbazing toen ik een dag later op https://www.tilburgz.nl/ een stuk van Mik­kers las dat bol staat van de fratsen die hij juist onze volksvertegen­woordigers verwijt? Als er ergens op de man (in dit geval Smolders) wordt gespeeld, dan is het wel in dit verhaal. Treurig hoe ongeloof­waardig deze man zichzelf op deze manier maakt. Dat pamflet kan nu al in de prullenbak.’        Aldert van der Burg

In het genoemde pamflet zal de redactie van het Cultureel Café Carré zich richten tot de Tilburgse bevolking. De tekst van het pamflet is een oproep aan de leden van de Tilburgse raad om met meer respect met elkaar om te gaan en kritiek op een acceptabele manier te uiten. Ik maak deel uit van de redactie, al jaren, en ben een van de opstellers van de tekst. Het is een algemene oproep.

Daarnaast staat het mij volkomen vrij om als privé persoon en auteur columns te schrijven over afzonderlijke politici. Ik overschrijd daarmee geen enkele grens en zondig tegen geen norm of regel. Integendeel, ik ben veel te laat begonnen met het schrijven van columns over de lokale politiek en lokale pers.

Het is eigenaardig dat een hoofdredacteur die zijn blad degradeert tot een reclamezuil voor één politieke partij, vervolgens een ander beschuldigt van fratsen. Ook is het merkwaardig dat hij zelf regelmatig over politici schrijft, met naam en toenaam, terwijl hij het analyseren van motieven van politici door mij vertaalt als spelen op de man. Blijkbaar vindt Van der Burg dat alleen hij het recht heeft over politici te schrijven. Zijn stellingname is niet oprecht.

Mijn voorlaatste column, de column waarnaar Van der Burg verwijst, draagt de titel HANS SMOLDERS – WROK ALS POLITIEKE MOTIVATIE. Zoals gezegd, het is in de landelijke en lokale pers heel gewoon en volstrekt legaal om de motivatie van een politicus te onderzoeken en beschrijven. Daar valt niemand over. Integendeel. Aldert van der Burg valt er wel over. Hij staat niet al te vast in zijn schoenen. Of kijkt niet verder voor zich uit.

Het kan wel eens heel belangrijk zijn te weten waarom een politicus de standpunten huldigt die hij uitdraagt.

De benepenheid die uit de berichtgeving van De Tilburgse Koerier spreekt, herinnert me – is dat wonderlijk in deze dagen, na de raadsvergadering van 21 oktober – aan een voorval in het eerste jaar van burgemeester Vreeman. De nieuwbakken burgemeester gaf als zijn mening te kennen dat hij de kruikenzeiker niet bepaald kon zien als een wervend symbool voor Tilburg. Dat armoedig, slaafs, afgetobd, terneergeslagen, half dood mannetje met een te grote kop en een kruik met pis in zijn hand, als geschenk voor de toeschouwer, kon bij hem geen bewondering afdwingen of een glimlach ontlokken. En afkomstig uit Noord-Holland en niet onbekend met de rest van Nederland wist hij maar al te goed dat niemand buiten Tilburg de grap zou inzien. Hij begreep niet dat Tilburgers het zich bespottelijk maken tot sport verheven hadden.

Toch was Vreeman deemoedig genoeg en kon hij genoeg zelfrelativering opbrengen om zich in een kruikezeikerskostuum te hijsen.

Het was te laat. Dat hij niet meteen dat kruikezeikersmannetje, als beeld een misbaksel en product van een vijfderangs amateur, had omhelst, werd hem niet meer vergeven. Sindsdien werd weinig van wat hij deed, nog gewaardeerd door een deel van de Tilburgse bevolking. Vele Tilburgers schaamden zich er niet voor uit te spreken dat hij niet ‘een van ons’ was. De ontstellende bekrompenheid waarmee Vreeman sindsdien werd bejegend, is niet te beschrijven. Provincie en dorp op hun smalst.

Het zou interessant zijn als enkele bekwame studenten van de Faculteit Communicatie en Cultuur van de Universiteit van Tilburg of leerlingen van de Academie voor de Journalistiek na zouden gaan hoe De Tilburgse Koerier en het Brabants Dagblad in de loop van de tijd zijn omgegaan met de berichtgeving over Vreeman, de LST en Smolders. Ik vrees dat het resultaat opzienbarend zal zijn en zal aantonen dat er stelselmatig van tendentieuze en partijdige berichtgeving sprake is geweest. Ik vrees dat zal blijken dat beide bladen in de greep van een merkwaardig soort vreemdelingenhaat zijn geweest: wie van boven de rivieren komt, moeten we niet. Ongeacht wat hij ons brengen kan.

Je zult maar burgemeester zijn of een andere hoge openbare functie uitoefenen in zo’n stad.