Geplaatst

Het was zaterdagmiddag. Lies had uitgeslapen en was toen naar de bibliotheek gegaan voor haar wekelijkse dosis lectuur. Ze had zich net met een boek op de bank genesteld toen de voordeur met een daverende klap werd dichtgeslagen. Verbaasd keek ze op. Was Jasper nu al thuis? Verloren zeker, dat hij zo pissig was. Ze hoorde hoe hij zijn tas tegen de grond smeet en daarna beenden kwade stappen naar de woonkamer toe.

Maar het was Jasper niet, het was haar moeder, en de stoom kwam zowat uit haar oren.
‘Wat heeft Jasper nou weer uitgevreten?’ vroeg Lies, maar haar moeder hoorde haar niet eens en riep: ‘Beloof me dat je me doodschiet als ik ooit zo word.’
Lies zuchtte. Het ging niet over Jasper, het ging over oma. Die zat al twee weken met een gebroken been thuis en daar werd ze natuurlijk loeichagrijnig van.
‘Wat was er?’
Haar moeder maakte een afwerend gebaar. ‘Je wilt het niet weten.’
‘Juist wel,’ zei Lies. ‘Vertel nou. Iets drinken?’
Haar moeder blies een losse pluk haar weg. Haar wangen waren rood en haar voorhoofd glom.
‘Een dubbele whiskey,’ zei ze.
Lies hapte naar adem. ‘Echt?’
‘Ach, nee. Doe maar thee. Of nee, een groot glas ijskoud water.’

‘Maar wat heeft oma nou weer gedaan?’ vroeg Lies toen ze alletwee zaten, Lies met een glas cola, haar moeder met een groot glas water.
Haar moeder lachtte. ‘Heb je een paar uur de tijd? Ze nam een slok en viel opnieuw uit: ‘Het is toch niet te geloven? Ik kan helemaal niks goed doen. Het was snikheet in huis dus ik stelde voor om de balkondeur open te zetten. Zegt ze: “Welja, moet ik een longontsteking oplopen soms?” Ik zet koffie, te sterk, zo krijgt ze nog een maagzweer.’
Haar moeder rolde het koude glas langs haar verhitte wang.
‘Ik leg haar schone was in de kast, commentaar dat het de vorige keer allemaal op verkeerde stapeltjes lag… En toen kwam de klap op de vuurpijl. Die aardige vrouw van de Mobiele Hap, je weet wel, die maaltijdservice, Dorien, kwam met haar eten. Varkenshaasje in roomsaus, krieltjes, broccoli. Zegt ma: “Dat heb ik niet besteld.” Enfin, Dorien rent terug naar haar auto om die lijst te halen en jawel, ze had het wel besteld. Zegt ma: “Dat kan niet, want ik hou helemaal niet van varkenshaas.” Dorien kijkt nog een keer, maar het klopt echt. Varkenshaas. “Dan heb je het verkeerde meegenomen”, zegt ma.’
Lies proestte het uit. ‘Dat slaat helemaal nergens op!’
‘Nee, maar dat hebben we maar niet gezegd, want ze legde haar hand op haar hart en begon over pillen die ze nu onmiddellijk nodig had. Alsof ze anders ter plekke dood ging neervallen.’
Ze zuchtte en wreef met haar hand haar haren uit haar gezicht.
‘Enfin. Dorien wilde het eten toch achterlaten, want anders had ma natuurlijk helemaal niks. En ma wilde maar niet geloven dat ze die varkenshaas had aangekruist. Dorien pakte die lijst er nog een keer bij, zodat ma het zelf kon zien.
‘“Hier,” zegt Dorien. “Zaterdag. Varkenshaas.” En ma, zo koppig als een ezel: “Dat zou ik nooit besteld hebben. Ik zou dat andere genomen hebben.”’
‘Zegt Dorien: “De andere keuze was gebakken lever met uien.”’
De moeder van Lies schoot in de lach. “O, Lies, je had oma’s gezicht moeten zien. “Lever! O, dat lust ik helemáál niet. Nee, dan is het toch goed, die varkenshaas.”’
Lies proestte haar cola door haar neus naar buiten.
‘Ja, lach maar,’ zei haar moeder. Maar ze moest zelf ook lachen. ‘Gek mens,’ zei ze. ‘En weet je dat ze daarna nog over Dorien zat te mopperen, dat ze het verkeerde had gebracht! Dat was helemaal het toppunt.’
‘Deed ze dat echt?’ vroeg Lies. ‘Was ze echt vergeten hoe het echt gegaan was, dat ze zich vergist had?’
Haar moeder zuchtte en zweeg.
‘Oma is oud,’ zei Lies. Ze was ineens ongerust maar dat wilde ze niet laten merken. ‘Oude mensen zijn toch wel vaker een beetje vergeetachtig?’
‘Ja, dat is zo,’ zei haar moeder. ‘Maar het is raar als je moeder ineens de gewoonste dingen niet meer weet.’
Ze stond op.
‘Waar is Jasper?’
Lies keek scherp op. ‘Voetballen!’ zei ze. ‘Het is zaterdag.’
‘O ja, dat is waar ook.’
‘Jij vergeet ook wel eens wat, dus,’ zei Lies met een lachje.
Haar moeder lachte een beetje zuur terug. ‘Ja,’ zei ze. ‘Want ik ben ook de jongste niet meer.’